conjunctief 2 eerste slides

Welke vorm is conjunctief praesens?
A
faceret
B
faciet
C
fecisset
D
faciat
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
LatijnSecundair onderwijs

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke vorm is conjunctief praesens?
A
faceret
B
faciet
C
fecisset
D
faciat

Slide 1 - Quiz

Tekst
conj.
praesens
conj.
imperf.
conj.
perfectum
conj.
pqpf.
ferret
tulerit
tulisset
feratur
latus sit

Slide 2 - Drag question

modaliteit
  • in een BWBijzin met rol voorwaarde
  1.  indicatief = realis
  2. conjunctief praesens = potentialis
  3. conjunctief imperfectum = irrealis (heden)
  4. conjunctief plusquamperfectum = irrealis (verleden)

Slide 3 - Slide

Als ik een zespack had, dan ...
A
realis
B
potentialis
C
irrealis h
D
irrealis v

Slide 4 - Quiz

Als ik vrienden zou hebben,
A
realis
B
potentialis
C
irrealis h
D
irrealis v

Slide 5 - Quiz

Si id faciam ...
A
realis
B
potentialis
C
irrealis h
D
irrealis v

Slide 6 - Quiz

Si id fecissem ...
A
realis
B
potentialis
C
irrealis h
D
irrealis v

Slide 7 - Quiz

modaliteit
  • in een hoofdzin / rompzin
    praes.
    perf.
    imperf.
    pqpf.
    potentialis
    irrealis
    irrealis
    overleggende
    overleggende
    wens (v.)
    wens (ov.)
    aansporing
    gebod
    verbod (ne)

    Slide 8 - Slide

    (saltare = dansen)

    Saltemus!
    A
    aansporing
    B
    wens (vervul.)
    C
    wens (onvervul.)
    D
    gebod / verbod

    Slide 9 - Quiz

    (desinere: ophouden)

    Desinas!
    A
    aansporing
    B
    wens (vervul.)
    C
    wens (onvervul.)
    D
    gebod / verbod

    Slide 10 - Quiz

    (desinere: ophouden)

    Utinam desinat loqui...
    A
    aansporing
    B
    wens (vervul.)
    C
    wens (onvervul.)
    D
    gebod / verbod

    Slide 11 - Quiz

    conj. in een bijzin
    • in een bijzin
    1. volitief, na ut / ne (! timendi en impediendi)
    2. vragende v-zin
    3. BWB doel (ut / ne)
    4. BWB gevolg (ut / ne)
    5. BWB reden (cum) en BWB toegeving (cum)
    6. extra nuance in de bijvoeglijke bijzin

    Slide 12 - Slide

    conj. in een bijzin
    • in een bijzin
    1. volitief, na ut / ne (! timendi en impediendi)
    2. vragende v-zin
    3. BWB doel (ut / ne)
    4. BWB gevolg (ut / ne)
    5. BWB reden (cum) en BWB toegeving (cum)
    6. extra nuance in de bijvoeglijke bijzin
    GT: praes / imperf (+ nt)
    VT: perf / 
    pqpf

    Slide 13 - Slide

    Waarom conjunctief?

    Rogabat quid dixisset.
    A
    volitief
    B
    vragend
    C
    doel
    D
    gevolg

    Slide 14 - Quiz

    Waarom conjunctief?

    Fugit ne occideretur.
    A
    volitief
    B
    vragend
    C
    doel
    D
    gevolg

    Slide 15 - Quiz

    Hij zei dat ik moest komen.

    Dixit ut ...
    A
    veniam
    B
    venerim
    C
    venirem
    D
    venissem

    Slide 16 - Quiz

    Ik ben triest omdat hij dat gezegd heeft.
    Tristis sum cum id ...
    A
    dicat
    B
    dixerit
    C
    diceret
    D
    dixisset

    Slide 17 - Quiz