4H extra uitleg Neodarwinistische evolutietheorie

4H Extra uitleg Neodarwinistische evolutietheorie
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4H Extra uitleg Neodarwinistische evolutietheorie

Slide 1 - Slide

Neodarwinistische evolutietheorie  

= Evolutietheorie (Darwin) gecombineerd met de  kennis over erfelijkheid
DNA voor het eerst ontdekt in 1871 en de structuur pas ontdekt in 1953

Slide 2 - Slide

Neodarwinistische evolutietheorie  

Gaat uit van: 

  1. Diversiteit in genotype
  2. Natuurlijke selectie
  3. Voortplanting


Slide 3 - Slide

Neodarwinistische evolutietheorie  

Gaat uit van: 

  1. Diversiteit in genotype
  2. Natuurlijke selectie
  3. Voortplanting


Slide 4 - Slide

Hoe komt een grote variatie
in genotype binnen een
soort tot stand?
A
Mutatie
B
Door verandering in het fenotype
C
Recombinatie
D
Mutatie en recombinatie

Slide 5 - Quiz

Variatie in genotype
  • Mutatie: verandering in het DNA
  • Recombinatie: verdelen van de chromosomen bij meiose en bevruchting

Slide 6 - Slide

Neodarwinistische evolutietheorie  

Gaat uit van: 

  1. Diversiteit in genotype
  2. Natuurlijke selectie
  3. Voortplanting


Slide 7 - Slide

Natuurlijke selectie

Slide 8 - Slide

Natuurlijke selectie

Slide 9 - Slide

Natuurlijke selectie

Slide 10 - Slide

Natuurlijke selectie
Individuen met een betere adaptatie (aanpassing) aan het milieu hebben een grotere overlevingskans.

Voor- of nadelige eigenschappen worden dus bepaald door het milieu.

Slide 11 - Slide

Neodarwinistische evolutietheorie  

Gaat uit van: 

  1. Diversiteit in genotype
  2. Natuurlijke selectie
  3. Voortplanting


Slide 12 - Slide

Survival of the fittest
De best aangepaste overleeft!

Fitness:
Individuen met gunstige genotype
overleven en krijgen meer nakomelingen.

Slide 13 - Slide

De term 'survival of the fittest' ofwel
het overleven van de sterksten.
Welk van de individuen wordt bedoeld
met de sterksten?
A
De individuen die de meeste kracht kunnen leveren
B
De individuen die de meeste nakomelingen krijgen
C
De individuen die het langste leven
D
De individuen die het grootst zijn in omvang

Slide 14 - Quiz