What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
V4 thema 4 bs3
BS3: De evolutietheorie
1 / 43
next
Slide 1:
Slide
Biologie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
This lesson contains
43 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
BS3: De evolutietheorie
Slide 1 - Slide
Planning voor deze les
Terugblik 4.1 & 4.2
Uitleg 4.3 (de evolutie theorie)
Huiswerk
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
4.1.1 Je kunt benoemen uit welke periode de eerste levende organismen op aarde stammen.
4.1.2 Je kunt het ontstaan van prokaryoten en eukaryoten beschrijven.
4.1.3 Je kunt het ordeningssysteem van organismen beschrijven en toepassen.
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
4.1.1 Je kunt benoemen uit welke periode de eerste levende organismen op aarde stammen.
4.1.2 Je kunt het ontstaan van prokaryoten en eukaryoten beschrijven.
4.1.3 Je kunt het ordeningssysteem van organismen beschrijven en toepassen.
Slide 4 - Slide
Geologische tijdsschaal (BINAS 94A)
Slide 5 - Slide
Maak gebruik van BINAS 94A
In het Cambrium ontstonden de eerste landplanten.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quiz
Leerdoelen
4.1.1 Je kunt benoemen uit welke periode de eerste levende organismen op aarde stammen.
4.1.2 Je kunt het ontstaan van prokaryoten en eukaryoten beschrijven.
4.1.3 Je kunt het ordeningssysteem van organismen beschrijven en toepassen.
Slide 7 - Slide
Van levenloos naar leven: zelforganisatie
anorganische stof
energie
organische
stof
prokaryote cel
energie
Zelforganisatie
: ontstaan van nieuwe eenheden waarbij nieuwe eigenschappen ontstaan op een hoger organisatieniveau (emergente eigenschap)
Slide 8 - Slide
Welke stoffen zijn anorganisch? en welke zijn anorganisch?
Sleep de moleculen naar de juiste categorie.
anorganische moleculen
organische moleculen
water
glucose
zetmeel
zuurstof
aminozuur
eiwit
CO2
nitraat
DNA
stikstof (N2)
RNA
bladgroen
Slide 9 - Drag question
in afwezigheid van zuurstof
maakt organische stof uit anorganische stof
cellen van dit organisme hebben (echte) celkernen
cellen van dit organisme hebben geen celkernen
in aanwezigheid van zuurstof
organismen die organische stof maken uit andere organische stof
autotroof
prokaryoot
anaeroob
eukaryoot
aeroob
heterotroof
Slide 10 - Drag question
Aanwezig
bij prokaryoten
Afwezig
bij prokaryoten
DNA
mogelijk Zweepstaart
Ribosomen
Celmembraan
Celkern
Vacuole
Celwand
Meercellig
Slide 11 - Drag question
Leerdoelen
4.1.1 Je kunt benoemen uit welke periode de eerste levende organismen op aarde stammen.
4.1.2 Je kunt het ontstaan van prokaryoten en eukaryoten beschrijven.
4.1.3 Je kunt het ordeningssysteem van organismen beschrijven en toepassen.
Slide 12 - Slide
BS1: Zet de taxa in de juiste volgorde. Boven in de grootste en onderin de kleinste.
soort (species)
ondersoort (ras)
geslacht (genus)
familie
orde
klasse
stam
rijk
domein
Slide 13 - Drag question
Twee binomiale namen van organismen zijn:
Pinus sylvestris
Angelica sylvestris
Er is...
A
wel sprake van verwantschap
B
geen sprake van verwantschap
Slide 14 - Quiz
Leerdoelen
4.2.1 Je kunt kenmerken van bacteriën noemen.
4.2.2 Je kunt kenmerken van virussen noemen.
4.2.3 Je kunt kenmerken van schimmels noemen.
Slide 15 - Slide
Leerdoelen
4.2.1 Je kunt kenmerken van bacteriën noemen.
4.2.2 Je kunt kenmerken van virussen noemen.
4.2.3 Je kunt kenmerken van schimmels noemen.
Slide 16 - Slide
Bacteriofaag
Extremofiel
Genetische modificatie
Virus
Archaea
Bacteriën
Virrussoort die bacetrie als gastheer gebruikt
Archaea kunnen op plekken als geisers gevonden worden
De mens verandert DNA
Niet levend
Slechts enkele honderden soorten bekend
Zijn zowel nuttig als schadelijk voor de mens
Slide 17 - Drag question
Leerdoelen
4.2.1 Je kunt kenmerken van bacteriën noemen.
4.2.2 Je kunt kenmerken van virussen noemen.
4.2.3 Je kunt kenmerken van schimmels noemen.
Slide 18 - Slide
Globale opbouw van een virus (BINAS 77A en 77B)
nucleïnezuur
- DNA of RNA
- enkel- of dubbelstrengs
eiwitmantel/capside
- spike-eiwitten
-
soms een envelop
- koolhydraten
- eiwitten
Slide 19 - Slide
Leerdoelen
4.2.1 Je kunt kenmerken van bacteriën noemen.
4.2.2 Je kunt kenmerken van virussen noemen.
4.2.3 Je kunt kenmerken van schimmels noemen.
Slide 20 - Slide
Schimmels zijn
A
autotroof
B
heterotroof
Slide 21 - Quiz
Schimmels
domein: eukaryoten
rijk: schimmels
heterotroof
: geen chlorofyl
eencellige schimmels: gist
meercellige: schimmeldraden (hyfen)
--> vormen een mycelium netwerk
functie
: afbraak van organische stoffen
Slide 22 - Slide
Leerdoel
4.3.1 Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.
Slide 23 - Slide
Evolutie
De geleidelijke ontwikkeling van het leven op aarde, van simpele naar complexere organismen
Slide 24 - Slide
Evolutietheorieën
Gaan over het ontstaan, veranderen en/of verdwijnen van soorten
Lamarck (1744-1829):
Eigenschappen veranderen tijdens leven individu. Veranderde eigenschap wordt doorgegeven
FOUT
Darwin (1809-1882):
On the origin of species (1859) --> de oorsprong van soorten:
evolutietheorie
Slide 25 - Slide
Darwin
Lamarck
Slide 26 - Slide
Neodarwinistische evolutietheorie
= Evolutietheorie (Darwin) gecombineerd met de kennis over erfelijkheid
DNA voor het eerst ontdekt in 1871 en de structuur pas ontdekt in 1953
Slide 27 - Slide
Neodarwinistische evolutietheorie
Gaat uit van:
Diversiteit in genotype
Natuurlijke selectie
Voortplanting
Slide 28 - Slide
Neodarwinistische evolutietheorie
Gaat uit van:
Diversiteit in genotype
Natuurlijke selectie
Voortplanting
Slide 29 - Slide
Hoe komt een grote variatie
in genotype binnen een
soort tot stand?
A
Mutatie
B
Door verandering in het fenotype
C
Recombinatie
D
Mutatie en recombinatie
Slide 30 - Quiz
Variatie in genotype
Mutatie
: verandering in het DNA
Recombinatie
: verdelen van de chromosomen bij meiose en bevruchting
Slide 31 - Slide
Neodarwinistische evolutietheorie
Gaat uit van:
Diversiteit in genotype
Natuurlijke selectie
Voortplanting
Slide 32 - Slide
Natuurlijke selectie
Slide 33 - Slide
Natuurlijke selectie
Slide 34 - Slide
Natuurlijke selectie
Slide 35 - Slide
Natuurlijke selectie
Individuen met een betere adaptatie (aanpassing) aan het milieu hebben een grotere overlevingskans.
Voor- of nadelige eigenschappen worden dus bepaald door het milieu.
Slide 36 - Slide
Neodarwinistische evolutietheorie
Gaat uit van:
Diversiteit in genotype
Natuurlijke selectie
Voortplanting
Slide 37 - Slide
Survival of the fittest
De best aangepaste overleeft!
Fitness:
Individuen met gunstige genotype
overleven en krijgen meer nakomelingen.
Slide 38 - Slide
De term 'survival of the fittest' ofwel
het overleven van de sterksten.
Welk van de individuen wordt bedoeld
met de sterksten?
A
De individuen die de meeste kracht kunnen leveren
B
De individuen die de meeste nakomelingen krijgen
C
De individuen die het langste leven
D
De individuen die het grootst zijn in omvang
Slide 39 - Quiz
Creationisme
Alle organismen zijn geschapen
Slide 40 - Slide
Leerdoel
4.3.1 Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.
Slide 41 - Slide
Neodarwinistische evolutietheorie
Gaat uit van:
Diversiteit in genotype
Natuurlijke selectie
Voortplanting
Slide 42 - Slide
Huiswerk
Maak opdracht: 29 tm 43
Maak: Test jezelf BS3
Slide 43 - Slide
More lessons like this
B4 Evolutie in populaties
February 2024
- Lesson with
17 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
H4 thema 4 herhaling
May 2024
- Lesson with
43 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
H4 thema 4 bs3
April 2024
- Lesson with
26 slides
Biologie
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4
4.3 Eukaryoten & 4.4 De evolutietheorie
December 2022
- Lesson with
50 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
10.4 Het ontstaan en de ontwikkeling van het leven kl/ll
October 2024
- Lesson with
25 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
4.1 Ontwikkeling van het leven
April 2024
- Lesson with
45 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
10.4 Het ontstaan en de ontwikkeling van het leven
May 2023
- Lesson with
28 slides
Biologie
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
V4 thema 4 bs2
February 2024
- Lesson with
19 slides
Biologie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4