UL+MK 6.1 & UL 6.2 (2mavo)

Kennismaking, dan;
1 = uitleg 6.1
2 = opdrachten 6.1 maken
3 = uitleg 6.2 
4 = HW opgeven
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Kennismaking, dan;
1 = uitleg 6.1
2 = opdrachten 6.1 maken
3 = uitleg 6.2 
4 = HW opgeven

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 6.1
  1. Ik kan biotische en abiotische factoren onderscheiden.
  2. Ik kan de niveaus van de ecologie beschrijven.

Slide 2 - Slide

6.1 - 
organismen en hun omgeving
 - Omgeving van organismen - 
De omgeving van een organisme bestaat uit alle levende en niet-levende elementen waarin het leeft.

ABIOTISCH (niet-levend);
 zoals licht, wind, bodem.
BIOTISCH (levend);
zoals voedsel, roofdieren, ziekteverwekkers.

Slide 3 - Slide

Niveau's ecologie
 individu; één organisme

populatie; groep individuen van 1 soort in een bepaald gebied

levensgemeenschap
alle populaties in een gebied samen.

ecosysteem; de levensgemeenschap in een gebied MET ook alle abiotische factoren in dat gebied

Slide 4 - Slide

Maak nu (online) van thema 6

van basisstof 6.1 

opdracht 1 t/m 3 + 5 t/m 8

timer
20:00

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 6.2
  1. Ik kan een voedselketen en een voedselweb maken.
  2. Ik kan de groepen organismen in de kringloop van stoffen onderscheiden.
  3. Ik kan biologisch afbreekbaar afval en niet-biologisch breekbaar afval onderscheiden. 

Slide 6 - Slide

6.2 - voedselrelaties;
Voedselketens
Een voedselketen is een reeks soorten waarbij elke soort voedsel is voor de volgende soort. 


Slide 7 - Slide

Voedselketens
Elke voedselbron noem je een schakel in de voedselketen.

  • 1ste schakel =                               altijd een plant!

  • Let op pijlrichting!


Slide 8 - Slide






             producenten    -->    consumenten   --> consumenten
                                                         1ste orde                      2de orde

Slide 9 - Slide

Consumenten
Producent
Consument 1e orde
Consument 2e orde
Consument 3e orde

Slide 10 - Slide

Voedselweb/
Voedselnet
  • In werkelijkheid is er in een ecosysteem noot maar één voedselketen.

  • 1 soort kan het voedsel zijn voor vele andere soorten. 

  • Alle voedselrelaties in een ecosysteem = voedselweb/net. 

Slide 11 - Slide

Belang van voedselrelaties
Voedselrelaties zijn cruciaal voor het in stand houden van het evenwicht in ecosystemen en het behoud van biodiversiteit.

Slide 12 - Slide

Biomassa
Elk organisme bestaat uit veel verschillende stoffen. 
Sommige van die stoffen zijn energierijk, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten. 

De totale hoeveelheid energierijke stoffen in een organisme noem je de biomassa van dat organisme.

Slide 13 - Slide

piramide van biomassa
Van een voedselketen kun je nagaan hoeveel biomassa elke schakel heeft. 

Je moet dan de biomassa van alle organismen in een schakel bij elkaar optellen. 

  • Deze piramide heeft altijd een piramidevorm
  • In een voedselketen wordt de biomassa in elke volgende schakel kleiner!

Slide 14 - Slide

Accumulatie

Slide 15 - Slide

Planten nemen stoffen op uit hun omgeving, bijvoorbeeld CO2.  Die stoffen zijn nuttig voor de plant. 

Maar planten nemen ook stoffen op die ze niet nodig hebben, bijvoorbeeld zware metalen.
Die zware metalen zijn giftig ( = schadelijk voor organismen).

Slide 16 - Slide

Accumulatie
Een plant kan de zware metalen niet gebruiken en hij kan ze ook niet kwijtraken. 
Daardoor blijven deze stoffen in de plantencellen zitten en komen ze in de voedselketen terecht.

  1. Als een dier de plant eet, komen de stoffen in het dier. 
  2. Bij dieren worden de zware metalen opgeslagen in het vetweefsel. 
  3. Zo kunnen ze weer worden doorgegeven aan de volgende schakel in de voedselketen. 
  4. Op deze manier hopen de giftige stoffen zich op in dieren aan het eind van een voedselketen. Dat noem je opeenhoping of accumulatie. 



Slide 17 - Slide

Voedselrelaties
  • Voedselrelaties zijn de interacties tussen organismen waarbij het ene organisme dient als voedselbron voor het andere.
  • Als een organisme wordt opgegeten, komen de stoffen terecht in een ander organisme. 
  • In een ecosysteem doorloopt elke stof een kringloop. 

Slide 18 - Slide

Voedselketens
Een voedselketen is een reeks soorten waarbij elke soort voedsel is voor de volgende soort. 

Eerste schakel = een plant!
Let op pijlrichting!

Slide 19 - Slide

Voedselwebben
Alle voedselrelaties in een ecosysteem noem je een voedselweb. 

Slide 20 - Slide

Belang van voedselrelaties
Voedselrelaties zijn cruciaal voor het in stand houden van het evenwicht in ecosystemen en het behoud van biodiversiteit.

Slide 21 - Slide

Producenten, consumenten en reducenten
Producenten (zoals planten) maken hun eigen voedsel.
 
Consumenten (zoals dieren) eten andere organismen.

Reducenten (zoals bacteriën) breken dood organisch materiaal af.

Slide 22 - Slide

Producenten
  • Producenten
  • Fotosynthese 

  • Koolstofdioxide uit de lucht
  • Mineralen uit de bodem

Slide 23 - Slide

Reducenten
 vele soorten bacteriën 
Reducenten
vele soorten schimmels

Slide 24 - Slide

Reducenten 

  • Kringloop 

Slide 25 - Slide

reducenten 

Stoffen van planten komen via dieren, afvaleters en reducenten uiteindelijk weer bij planten terecht.

Slide 26 - Slide

Biologisch afbreekbaar
Niet-biologisch afbreekbaar

Slide 27 - Slide

-Je moet biologisch afbreekbaar en niet-biologisch afbreekbaar afval kunnen onderscheiden.  
Biologisch afbreekbaar dode resten van planten en dieren; kan wel worden afgebroken door reducenten.  

Niet-biologisch afbreekbaar afval (vaak gemaakt door de mens) van kunststof, glas, metaal, steen, kan niet worden afgebroken door reducenten.

Slide 28 - Slide

Ga aan de slag met: 

Van thema 6 ;
  • van basisstof 6.1 - opdracht 1 t/m 3 + 5 t/m 8 EN
  • van basisstof 6.2 - opdracht 1 t/m 8, waarvan 4 in je WERKBOEK moet!


                       Wat je niet af krijgt in de les, wordt automatisch huiswerk!




Slide 29 - Slide