voorbereiding TW4

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

voorbereiding TW4: 

Kapitel 4

woorden, zinnen, grammatica

Mittwoch, 22. Juni 2022

Herzlich Willkommen!

Vertaal het woord naar het Nederlands:
Mannschaft

Vertaal het woord naar het Nederlands:
Erkältung

Vertaal het woord naar het Nederlands:
Verfasser

Vertaal het woord naar het Nederlands:
anfangen

Meine Eltern wollen aus der Stadt .... .

1. passieren
2. wegziehen

Die Autobahn ist nach dem .... gesperrt.

1. Unfall
2. Verein

Der Akku meines Handys ist schon wieder .... .

1. leer
2. tief

Bitte gehe in die Apotheke und kaufe eine .... für mich!

1. Lücke
2. Salbe

vertaal het woord naar het Duits:
hockeyen

vertaal het woord naar het Duits:
oog

vertaal het woord naar het Duits:
voet

vertaal het woord naar het Duits:
fietsen

Welk Duits woord wordt hier bedoeld?

In de winter kan je in de bergen skiën of ...

Welk Duits woord wordt hier bedoeld?

deze sport noemt men ook 'joggen'

Welk zinsdeel hoort bij welke naamvaal?

1e naamval

3e naamval

4e naamval

onderwerp

meewerkend voorwerp

lijdend voorwerp

Bepaal de naamval van het grootgeschreven zinsdeel.

Der Bäcker verkauft der Frau EIN BRÖTCHEN.

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamval

Bepaal de naamval van het grootgeschreven zinsdeel.

Ich erkläre DEM JUNGEN den Weg.

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamval

Bepaal de naamval van het grootgeschreven zinsdeel.

Haben DIE SCHÜLER die Hausaufgaben gemacht?

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamval

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes.

Samstags (arbeiten) Claudia in einem Supermarkt.

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes.

(Kommen) ihr heute Abend mit zur Party?

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes.

Ich (haben) viel getanzt.

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes.

Er (sein) 15 Jahre alt.

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes.

Was (werden) du später machen?

Succes!!!