H2.7 grammatica (les 4)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je etui
Geen leesboek dit keer.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je etui
Geen leesboek dit keer.

Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhalen lesstof / wat leren voor de toets
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les


Slide 2 - Slide

2.5 voor- en achtervoegsels
  • Je kent de voor- en achtervoegsels op pagina 121.
  • Je kunt met behulp van deze woorddelen de betekenis van een woord uitleggen.

Bijvoorbeeld: 
Deze winkel houdt vrijdag een megasale
Mega betekent zeer groot. Megasale betekent een zeer grote verkoop.
Quizletlink op 7-12

Slide 3 - Slide

2.7 grammatica zinsdelen
  • Je kent de theorie over neven- en onderschikking.
  • Je kunt de volgorde van een samengestelde zin benoemen. Dus hz-hz, bz-hz of hz-bz.
  • Je kunt van een samengestelde zin zeggen of het een nevenschikking of een onderschikking is.
  • Je kunt het werkwoordelijk gezegde benoemen in een zin.
  • Je kunt in een samengestelde zin zinsdeelstrepen zetten. Let op de ||
  • Je kunt een samengestelde zin ontleden in: wg, o, lv en bwb.

Slide 4 - Slide

Kenmerken nevenschikking
  1. is een samengestelde zin, heeft twee of meer persoonsvormen (tijdsproef)
  2. bestaat uit twee of meerdere hoofdzinnen
  3. onderwerp en persoonsvorm van die hoofdzinnen staan naast elkaar
  4. voegwoord staat tussen de zinnen in (hz - vw - hz)
  5. voegwoorden zijn: want, maar, en, of, dus


Slide 5 - Slide

Kenmerken onderschikking
  1. is een samengestelde zin, heeft twee of meer persoonsvormen (tijdsproef)
  2. bestaat uit een hoofdzin en een of meerdere bijzinnen
  3. onderwerp en persoonsvorm van die bijzinnen staan vaak niet naast elkaar of je kunt er een zinsdeel tussen zetten
  4. voegwoord staat tussen de zinnen in of aan het begin
  5. volgorde kan dus zijn (hz - voegwoord - bz) of (voegwoord - bz - hz)
  6. voegwoorden zijn er veel: omdat, toen, sinds, nadat, als, dat, of


Slide 6 - Slide

Samengestelde zin (opdr. 1, 6, 7)
Mijn vader kan goed koken, dus mijn vrienden komen graag eten.

  • Wat is de volgorde van deze zin? 1. hz-hz, 2. hz-bz, 3. bz-hz
  • Hoe heet deze samengestelde zin? 1. nevenschikking / 2. onderschikking
timer
1:00

Slide 7 - Slide

Samengestelde zin
Mijn vader kan goed koken, dus mijn vrienden komen graag eten.
      o                pv                            vw              o                       pv

  • Wat is de volgorde van deze zin? 1. hz-hz, 2. hz-bz, 3. bz-hz
  • Hoe heet deze samengestelde zin? 1. nevenschikking / 2. onderschikking

Slide 8 - Slide

Samengestelde zin (opdr. 1, 6, 7)
Sinds we meer over grammatica leren, begrijp ik Engels beter.

  • Wat is de volgorde van deze zin? 1. hz-hz, 2. hz-bz, 3. bz-hz
  • Hoe heet deze samengestelde zin? 1. nevenschikking / 2. onderschikking
timer
1:00

Slide 9 - Slide

Samengestelde zin
Sinds we meer over grammatica leren, begrijp ik Engels beter.
vw        o                                                         pv      pv           o

  • Wat is de volgorde van deze zin? 1. hz-hz, 2. hz-bz, 3. bz-hz
  • Hoe heet deze samengestelde zin? 1. nevenschikking / 2. onderschikking

Slide 10 - Slide

WG meer dan alleen werkwoorden!
1. een voorzetsel bij een splitsbaar werkwoord
Varun eet zijn broodje op. WG = eet op
2. het woordje ‘te’
Isa zit in haar stoel te slapen. WG = zit te slapen
3. de woorden ‘aan het’
Martin is aan het gamen. WG= is aan het gamen
4. het woordje ‘zich’ (of vorm van) bij een wederkerend werkwoord      NIEUW

Slide 11 - Slide

WG met wederkerend werkwoord
  • Wederkerend werkwoord is een werkwoord waar 'zich' bij de infinitief hoort. Bijvoorbeeld: zich wassen, zich schamen.
  • Zich = wederkerend voornaamwoord.
  • Dat deel hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde.
  • Let op! Wederkerend voornaamwoord heeft verschillende vormen........

Slide 12 - Slide

Vormen wederkerend voornaamwoord
Ik schaam me
Jij wast je
U vergist zich
Hij/zij/het gedraagt zich
Wij schamen ons
Jullie wassen je
Zij vergissen zich
Wederkerend voornaamwoord past zich aan het onderwerp aan.

Slide 13 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (opdr.10)
  1. Wij zaten ons natuurlijk te verkneukelen.
  2. Amalia gaat zich verloven met Enzo Knol.
  3. Als actrice leef je je helemaal in.

timer
1:30

Slide 14 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (opdr. 10)
  1. Wij zaten ons natuurlijk te verkneukelen. (zich verkneukelen)
  2. Amalia gaat zich verloven met Enzo Knol. (zich verloven)
  3. Als actrice leef je je helemaal in. (zich inleven).

Als actrice leeft Rebecca zich helemaal in. wg: leeft zich in.

Slide 15 - Slide

Zin ontleden (opdracht 11)
 Zoek de pv en zet zinsdeelstrepen, let op de dubbele!

Misschien neem je je voor dat je later geen normale baan wilt.


Slide 16 - Slide

Zin ontleden (opdracht 11)
 Benoem de zinsdelen per zin.

Misschien | neem | je | je | voor || dat | je | later | geen normale 

baan | wilt.


dat

Slide 17 - Slide

Zin ontleden (opdracht 11)
 
Misschien | neem | je | je | voor || dat | je | later | geen normale 
   bwb                  wg     o    wg    wg                 o      bwb         lv
baan | wilt.
               wg

Wederkerend werkwoord: zich voornemen

dat

Slide 18 - Slide

Werkmoment
  • Doe een opdracht van de methode opnieuw: ik kan hem resetten.
  • Maak opdrachten 9, 10, 11 en Test Jezelf van 2.7.
  • Oefen met versterk jezelf.
  • Leer de voor- en achtervoegsels van 2.5
  • Stel je vragen.

Slide 19 - Slide

Afsluiting
  • Morgen bespreek ik de toets lezen.
  • Kijk de stof van de toets door, stel je vragen!
  • Zorg dat je alle opdrachten hebt gemaakt ( zie Magister). 

Slide 20 - Slide