Flexles vwo 2: neven/onderschikking verband wg

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je etui
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (dicht)
  • je leerwerkboek
  • je etui

Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhalen neven- en onderschikking
  • Verband en voegwoorden
  • Herhalen werkwoordelijk gezegde met wkww en wvn
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les


Slide 2 - Slide

Kenmerken nevenschikking
  1. is een samengestelde zin, heeft twee of meer persoonsvormen (tijdsproef)
  2. bestaat uit twee of meerdere hoofdzinnen
  3. onderwerp en persoonsvorm van die hoofdzinnen staan naast elkaar
  4. voegwoord staat tussen de zinnen in
  5. voegwoorden zijn: want, maar, en, of, dus


Slide 3 - Slide

Kenmerken onderschikking
  1. is een samengestelde zin, heeft twee of meer persoonsvormen (tijdsproef)
  2. bestaat uit een hoofdzin en een of meerdere bijzinnen
  3. onderwerp en persoonsvorm van die bijzinnen staan vaak niet naast elkaar of je kunt er een zinsdeel tussen zetten
  4. voegwoord staat tussen de zinnen in of aan het begin
  5. volgorde kan dus zijn (hz - voegwoord - bz) of (voegwoord - bz - hz)
  6. voegwoorden zijn er veel: omdat, toen, sinds, nadat, als, dat, of


Slide 4 - Slide

Tekstverbanden
p. 240
opsommend
ten eerste, ook, eveneens, 
tijdsvolgorde
eerst, intussen terwijl, toen, zodra, vervolgens, ...
tegenstellend
maar, echter, toch, hoewel, daarentegen, ...
uitleggend
bijvoorbeeld, zoals, ...
redengevend
want, omdat, daarom, ...
concluderend
dus, dan ook, hieruit volgt, ...
vergelijkend
net als, evenals, ...
oorzaak/gevolg
doordat, zodat, waardoor

Slide 5 - Slide

Samengestelde zin (onderschikking)
Als het 7.00 uur is, mag mijn kleine zusje uit bed komen.

  • Wat is het voegwoord?
  • Hoe is de volgorde van de zin: bz-hz of hz-bz?
  • Welk verband legt het voegwoord in deze zin?
tijd - gevolg - reden - voorwaarde

Slide 6 - Slide

Samengestelde zin (onderschikking)
Ik heb al mijn huiswerk gemaakt, zodat ik nu lekker tv kan kijken.

  • Wat is het voegwoord?
  • Hoe is de volgorde van de zin: bz-hz of hz-bz?
  • Welk verband legt het voegwoord in deze zin?
tijd - gevolg - reden - voorwaarde

Slide 7 - Slide

WG meer dan alleen werkwoorden!
1. een voorzetsel bij een splitsbaar werkwoord
Varun eet zijn broodje op. WG = eet op
2. het woordje ‘te’
Isa zit in haar stoel te slapen. WG = zit te slapen
3. de woorden ‘aan het’
Martin is aan het gamen. WG= is aan het gamen
4. het woordje ‘zich’ bij een wederkerend werkwoord      NIEUW

Slide 8 - Slide

WG met wederkerend werkwoord
  • Wederkerend werkwoord is een werkwoord waar 'zich' bij de infinitief hoort. Bijvoorbeeld: zich wassen, zich schamen.
  • Zich = wederkerend voornaamwoord.
  • Dat deel hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde.
  • Let op! Wederkerend voornaamwoord heeft verschillende vormen........

Slide 9 - Slide

Vormen wederkerend voornaamwoord
Ik schaam me
Jij wast je
U vergist zich
Hij/zij/het gedraagt zich
Wij schamen ons
Jullie wassen je
Zij vergissen zich
Wederkerend voornaamwoord past zich aan het onderwerp aan.

Slide 10 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
  • Sint zat laatst te bekijken, hoe jij je huiswerk maakte.
  • Je was daarbij muziek aan het luisteren.
  • Sint verbaasde zich daar erg over.
  • Met dopjes in je oren, concentreer je je op je werk voor school?
  • De sint haalt dan liever zijn oorwarmers op.

Slide 11 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
  • Sint zat laatst te bekijken, hoe jij je huiswerk maakte.
  • Je was daarbij muziek aan het luisteren.
  • Sint verbaasde zich daar erg over.
  • Met dopjes in je oren, concentreer je je op je werk voor school?
  • De sint haalt dan liever zijn oorwarmers op.

Slide 12 - Slide

Werkmoment
  • Oefen met de werkbladen in Teams.
  • Doe een opdracht van de methode opnieuw: ik kan hem resetten.
  • Kies voor Versterk Jezelf.
  • Ga bezig met je huiswerk voor donderdag.
  • Stel je vragen.
  • We kunnen ook samen een onderdeel oefenen.

Slide 13 - Slide

Quizlet woorden 2.5

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Afsluiting
  • Wat heb je geleerd in deze flexles?
  • Waar wil je de volgende keer aan werken? 

Slide 16 - Slide