Grammatica blok 2

Grammatica
Herhaling zinsdelen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica
Herhaling zinsdelen

Slide 1 - Slide

Wat is de persoonsvorm: Ik wilde heel graag afspreken met mijn vrienden.
A
afspreken
B
vrienden
C
wilde
D
ik

Slide 2 - Quiz

Wat is het onderwerp: Ik wilde heel graag afspreken met mijn vrienden.
A
wilde
B
ik
C
afspreken
D
met mijn vrienden

Slide 3 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde: Ik wilde heel graag afspreken met mijn vrienden.
A
wilde
B
afspreken
C
wilde afspreken
D
geen

Slide 4 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?: Ik heb een boek gekocht voor mijn vader.
A
ik
B
heb gekocht
C
een boek
D
voor mijn vader

Slide 5 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?: Ik heb een boek gegeven aan mijn moeder.
A
gegeven
B
een boek
C
ik
D
aan mijn moeder

Slide 6 - Quiz

Voeg een bijvoeglijke bepaling toe bij boek: De man kocht een boek.

Slide 7 - Open question

Voeg een bijwoordelijke bepaling bepaling toe bij boek: De man kocht een boek.

Slide 8 - Open question

Wat zijn de, het en een?

Slide 9 - Open question

Wat voor woorden zijn: Jan, Amsterdam, Hond?

Slide 10 - Open question

Wat voor woorden zijn: Grote, kleine, dikke en rode?

Slide 11 - Open question

Wat voor woorden zijn: Op, in, onder, tijdens, van en met?

Slide 12 - Open question

Wat voor woorden zijn: Hij, zij, wij, ik?

Slide 13 - Open question

Wat voor woorden zijn: Ons, mijn, jouw?

Slide 14 - Open question


de ......... (verplichten)
opdracht

Slide 15 - Open question

De ............... (oververhit) motor.

Slide 16 - Open question

De ............ (verlaat) trein.

Slide 17 - Open question

Het .............. (haasten) meisje.

Slide 18 - Open question

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: gebeuren -

Slide 19 - Open question

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: versieren -

Slide 20 - Open question

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: ingezet -

Slide 21 - Open question

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: verrast -

Slide 22 - Open question

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: gespeeld -

Slide 23 - Open question

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: gespeeld -

Slide 24 - Open question

Vul het bijvoeglijk naamwoord in: gereserveerd -

Slide 25 - Open question

Wederkerend voornaamwoord
Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden met zich, zoals zich herinneren, zich verkleden en zich wassen.

ik herinner me
hij herinnert zich
u herinnert u (zich)
wij herinneren ons

Slide 26 - Slide

Wederkerig voornaamwoord
Het wederkerig voornaamwoord is elkaar. Het verwijst naar meer personen.

voorbeeld
Zien jullie elkaar nog weleens?

Slide 27 - Slide

De tennissters gunnen ............
(wederkerig voornaamwoord) de overwinning niet.

Slide 28 - Open question

De docent heeft ..........
(wederkerend voornaamwoord) in de datum van de ouderavond vergist.

Slide 29 - Open question

Vraag jij ...............
(wederkerend voornaamwoord) ook weleens af waarom ongezonde dingen zo lekker zijn?

Slide 30 - Open question

Jullie moeten ..............
(wederkerend voornaamwoord) haasten om de bus nog te halen.

Slide 31 - Open question

..................................... is een wederkerig voornaamwoord.

Slide 32 - Open question

Hoe noem je woorden die bij een bepaald beroep horen?

Slide 33 - Open question

Vakjargon
Woorden die bij een bepaald beroep horen.
Lassen, metselen 

Slide 34 - Slide

Welke woorden horen bij het vakjargon van een kapper?

Slide 35 - Open question