Evaluación diagnóstica (vWo 3, p1)

Diagnostische toets periode 1
1 / 38
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Diagnostische toets periode 1

Slide 1 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
Vul in de volgende dia's het juiste aanwijzend voornaamwoord in

Slide 2 - Slide

Aquí tengo __________ libros.

Slide 3 - Open question

¿Me das ___________ carpetas que están ahí?

Slide 4 - Open question

Me gusta mucho _________edifidio de allí.

Slide 5 - Open question

Lijdend voorwerp
Vervang het lijdend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord en schrijf de hele zin opnieuw op

Slide 6 - Slide

Compro los libros en la tienda.

Slide 7 - Open question

Quiero unas fresas como desayuno.

Slide 8 - Open question

Dibujo un elefante para mi hermano.

Slide 9 - Open question

Maak zinnen in de ik-vorm, zoals in het voorbeeld:
querer /a ti/mucho --> Te quiero mucho

Slide 10 - Slide

escribir/ una carta/ en español

Slide 11 - Open question

cantar/ unas canciones/ para mi amigo

Slide 12 - Open question

Lijden voorwerp
Vul het juiste aanwijzend voornaamwoord of het juiste lijdend voorwerp in.

Slide 13 - Slide

A mí madre le voy a regalar unos pendientes como _____ de ahí.

Slide 14 - Open question

Aquí están, mira _____ revistas me encantan.

Slide 15 - Open question

Mañana vamos al zoológico. Voy a ver a los leones. ¿Tú también ______ vas a ver?

Slide 16 - Open question

Vergelijkingen
Maak kloppende vergelijkingen in het Spaans. 
Gebruik hiervoor de woorden die in het Nederlands staan in het Spaans. Let op de aanwijzing tussen haakjes. (+) (-) (=)

Slide 17 - Slide

+
Groter

Slide 18 - Open question

=
zacht

Slide 19 - Open question

Descripciones
Beschrijf de volgende voorwerpen in het Spaans: Beschrijf de vorm, het materiaal en waar ze voor gebruikt worden.

Slide 20 - Slide


Slide 21 - Open question


Slide 22 - Open question

Vocabulario
Schrijf de ontbrekende woorden in het Spaans op in de volgende zinnen

Slide 23 - Slide

Necesito la _______ para imprimir una foto.

Slide 24 - Open question

Pongo las flores en el _______ que me regaló mi padre.

Slide 25 - Open question

Uso la ________ para dibujar lineas.

Slide 26 - Open question

Vocabulario
Vertaal de woorden in het Spaans en zet ze in de juiste zin. Let op, er blijft 1 woord over.  

Slide 27 - Slide

een cadeau

Slide 28 - Open question

In welke zin past "un regalo"
A
En Navidad vamos a _____ el nacimiento de Jesús.
B
Quiero _________ a mucha gente para mi cumpleaños.
C
Los niños reciben una moneda de __________
D
Te doy __________ porque mañana cumples 18 años.

Slide 29 - Quiz

vieren

Slide 30 - Open question

In welke zin past "celebrar"
A
En Navidad vamos a _____ el nacimiento de Jesús.
B
Quiero _________ a mucha gente para mi cumpleaños.
C
Los niños reciben una moneda de __________
D
Te doy __________ porque mañana cumples 18 años.

Slide 31 - Quiz

uitnodigen

Slide 32 - Open question

In welke zin past "invitar"
A
En Navidad vamos a _____ el nacimiento de Jesús.
B
Quiero _________ a mucha gente para mi cumpleaños.
C
Los niños reciben una moneda de __________
D
Te doy __________ porque mañana cumples 18 años.

Slide 33 - Quiz

los números
Schrijf de volgende getallen voluit in het Spaans. 

Slide 34 - Slide

555

Slide 35 - Open question

963

Slide 36 - Open question

202

Slide 37 - Open question

713

Slide 38 - Open question