12/6 LnH proza + creatief schrijven

Welkom!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Planning 

  • stillezen + woordenschat 
  • ob:  werken in eigen boeken
  • bb: werken aan opdracht poëzie of voor gastles Nederlands of voorbereiden voor volgend jaar.

Slide 2 - Slide

stillezen
  • Schrijf moeilijke woorden op in je schrift en op het blaadje
  • 2 aparte woordenlijsten
timer
15:00

Slide 3 - Slide

zelfstandig werken
  • ob: verhaal afschrijven en inleveren
  • bb: opdracht poëzie
  • in eigen boeken werken

Slide 4 - Slide

Opdracht verhaal afschrijven
  • Wat?                  Lees eerst het verhaal. Schrijf een vervolg op het verhaal. Gebruik je fantasie. Je mag verder schrijven vanuit een ander perspectief/andere persoon/andere tijd/andere ruimte enz. Zorg ervoor dat de lezer niet kan stoppen met lezen. Lengte: minimaal 1 A4.
  • Hoe?                  Alleen
  • Tijd?                   Deze les en de volgende lessen deze week en maandag.
  • Uitkomst?       Je bent zelf met genre, perspectief en personages bezig
  • Klaar?                Pas eventuele schrijffouten aan en lever je tekst in            

                                




Slide 5 - Slide

Nieuwsquiz week 24
https://create.kahoot.it/share/nieuwsquiz-week-24-2024/d974a5a1-d8ef-4d15-ad00-57abfbb665b0

Slide 6 - Slide

Oefenen op Cambiumned.nl
  • onderbouw: Ga naar: Woordenschat
  • oefening moeilijke woorden
  • Voor bovenbouw: schooltaalwoordenlijst
  • oefenen op Cambiumned: Ga naar Spelling: oefening afkortingen

Slide 7 - Slide

spreekopdrachten oefenen
  • Je wilt iets leuks doen met je klas om het jaar af te sluiten. Bedenk twee ideeën. Vertel aan de klas welke ideeën je hebt. Noem een datum en een tijd om dat te gaan doen. Vraag of de klasgenoten meegaan. 
  • Vertel wat je hobby is. Leg uit waarom je dit leuk vindt, waar je dit doet en hoe vaak en hoe lang dit al je hobby is.
  • Je bent het niet eens met de beoordeling van de docent. Leg uit waarom je de docent wilt spreken en wat je vindt van de beoordeling. Noem minimaal twee redenen waarom je het er niet mee eens bent. Vraag je docent om een oplossing.

Slide 8 - Slide

Fictie en non-fictie
  • fictie=verzonnen 
    Leesboeken, strips, films, toneelstukken en gedichten. 
  • non-fictie=niet verzonnen
    Schoolboeken, nieuwsberichten, kookboeken en een handleiding.
  • Proza=literair genre: alle teksten zoals verhalen, novellen en romans.


Slide 9 - Slide

Genre(s)= soort verhaal
Van welk genre hou jij?
Noteer er minimaal 1.

Slide 10 - Slide

Personages
  • Hoofdpersoon (of
    hoofdpersonen)
  • Bijfiguren




Slide 11 - Slide

Personages
Hoofdpersoon: je weet wat hij/zij:
  • zegt
  • doet
  • denkt
  • voelt
  • Bijpersonen leer je alleen kennen door wat ze zeggen en doen.

Slide 12 - Slide

Perspectief (v.a.klas 2)
  • Ik-perspectief
  • personaal-perspectief (hij/zij)
  • Alwetend of auctoriaal perspectief
  • Wisselend perspectief




Slide 13 - Slide

Tijd in verhalen
Om te bepalen in welke historische tijd een verhaal zich afspeelt, let je op de volgende zaken:
  • jaartal
  • historische figuren (bekende personen uit de geschiedenis)
  • historische gebeurtenissen (bv. Watersnoodramp, Tweede Wereldoorlog)
  • gewoontes, voorwerpen, kleding en eten
  • omgeving

Slide 14 - Slide

Tijd in verhalen

Je kunt de tijd in verhalen op verschillende manieren beschrijven:


- In welke tijd speelt een verhaal zich af?  =historische tijd

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal? =vertelde tijd

- Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld? = chronologisch of niet-chronologisch                       

Slide 15 - Slide

Tijd in een verhaal is:
  • chronologisch=alles wordt verteld in de volgorde waarin het is gebeurd
                 - terugverwijzing ->naar wat eerder is gebeurd)
                 - vooruitwijzing -> wat er nog gaat gebeuren (spanning!)
  • niet-chronologisch
                - flashback ->personage beleeft opnieuw een gebeurtenis

Slide 16 - Slide

Ruimte
Bij ruimte gaat het niet alleen om de ruimte zelf, maar ook omschrijvingen van de omgeving in die ruimte.

  • Voorwerpen (de overkokende pan)
  • Geluiden (het geblaf van een hond, muziek)
  • Weer en seizoenen (grijze luchten, felle regenbuien)
  • Tijdperken (de gouden eeuw, een verre toekomst)
  • Culturen (dampende Surinaamse roti)

Slide 17 - Slide

Spanning
De schrijver maakt een verhaal spannend door:
  1. beschrijving van de ruimte (omgeving, weer enz.)
  2. beschrijving van personages + gevoelens (bv. haar hart klopte in haar keel..)
  3. spelen met tijd (gedetailleerde beschrijving, flashback, vooruitwijzing)
  4. wisseling van perspectief 
  5. psychologische spanning: spanning door wat er misschien kan gebeuren, uitstellen van de spanning
  6. vragen die worden opgeroepen bij de lezer

Slide 18 - Slide

Einde van een verhaal
  • Open einde= de lezer weet niet hoe het verhaal afloopt. Er blijven vragen onbeantwoord-> spanning
  • Gesloten einde= de lezer weet duidelijk hoe het verhaal afloopt

Slide 19 - Slide

Planning 

  • dagopening
  • 1e uur + 2e uur
  • stillezen + woordenschat 
  • ob: werken aan verhaal afschijven of op Ipad
  • bb: schooltaalwoordenlijst
  • werken aan opdracht poëzie of voor gastles Nederlands of voorbereiden voor volgend jaar.
  • 3e uur: spreekopdracht

Slide 20 - Slide

Dagopening
Is het ene leven belangrijker dan het andere?


Slide 21 - Slide