Diagnostische toets verhaal- en poëzieanalyse

Een chronologisch verteld verhaal kan flashbacks bevatten
A
Niet waar
B
Waar
1 / 51
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Een chronologisch verteld verhaal kan flashbacks bevatten
A
Niet waar
B
Waar

Slide 1 - Quiz

Vertelde tijd
A
Het aantal pagina's van het verhaal
B
Om een verhaal continu te houden besteedt de auteur weinig woorden aan minder belangrijke periodes
C
Periode in de geschiedenis waarin een verhaal zich afspeelt
D
Tijd waarbinnen de gebeurtenissen plaatsvinden

Slide 2 - Quiz

Een chronologisch verhaal kan tijdssprongen bevatten
A
Niet waar
B
Waar

Slide 3 - Quiz

Een flashforward en een toekomstverwijzing zijn hetzelfde
A
Niet waar
B
Waar

Slide 4 - Quiz

Het verschijnsel waarbij een lange periode van tijd kort wordt samengevat, noemen we (tijd)versnelling of

Slide 5 - Open question

Het thema van een verhaal formuleren we in een
A
woord(groep)
B
zin

Slide 6 - Quiz

Een ___ is een verhaalelement dat steeds terugkeert, dat steeds wordt herhaald. Het ondersteunt je bij het bepalen van het thema van het verhaal.

Slide 7 - Open question

Door wiens ogen we het verhalen beleven. We krijgen zijn/ haar gedachten en gevoelens mee. Dit noemen we het [1 woord, enkelvoud]:

Slide 8 - Open question

Een ... is op papier maar beperkt ontwikkeld, nogal eenzijdig, heeft vaak maar één of twee eigenschappen, is makkelijk in een paar woorden samen te vatten want je weet niet heel veel van dit personage.
A
rond personage
B
vlak personage

Slide 9 - Quiz

Ik-verteller
Personale verteller
Auctoriële verteller
- actieve rol in het verhaal
- 1 perspectief
- eerste persoon enkelvoud
- actieve rol in het verhaal
- 1 perspectief
- derde persoon enkelvoud
- geen actieve rol in het verhaal
- meerdere perspectieven
- eerste of derde persoon enkelvoud

Slide 10 - Drag question

Het [1 woord, enkelvoud] gaat vooraf aan een boek of een deel ervan; net als de titel kan ook het [...] je aanwijzingen geven over de manier waarop je het boek kunt begrijpen. Het [...] is vaak een citaat.

Slide 11 - Open question

Soms is een boek opgedragen aan iemand; de [1 woord, enkelvoud] vind je dan ook vooraan in het boek.

Slide 12 - Open question

Het verhaal begint als een sprookje.
A
Ab ovo
B
In medias res
C
Post rem

Slide 13 - Quiz

Wat is spanning? En, wanneer eindigt spanning?

Slide 14 - Open question

Als je aan het einde van het verhaal achterblijft met vragen.
A
Gesloten einde
B
Open einde

Slide 15 - Quiz

Aan de slag!
  • Oefenen met Het vonnis (p. 31-34).

Volgende lesuur:
  • Antwoorden Het vonnis bespreken
  • Herhalen theorie poëzieanalyse
  • Tijd om meer te oefenen (Het dorp van mijn moeder)
Aangepaste deadline 1: je levert je poëzieportfolio de eerste les na de toetsweek in (4a: 11 maart/ 4b: 12 maart)
Aangepaste deadline 2: inleveren literaire notities bij je eerste themaboek is laatste les week 14 (3 april 2024)

Slide 16 - Slide

Vandaag
  • Nakijken Het vonnis

  • Herhalen poëzieanalyse (middels quiz LessonUp)

  • Tijd om verder te oefenen/ leren/ lezen 

Slide 17 - Slide

Antwoorden Het vonnis
  • 1a: De ik-figuur is het vijfjarige dochtertje (r. 164)
  • 1b: Ze vindt doortrekken leuk (r. 2); grote fantasie met poolvossen en ijsberen in de badkamer (r. 70-74); ze worstelt met zindelijkheid (r. 80-82); ze noemt haar pop 'haar kind' (r. 111-112)

  • 2a: "Toen ik het vonnis voltrok." (r. 58)
  • 2b: "Mijn vader had ze eenmaal ondersteboven, met het hoofd boven de grote boodschap, in de spoelbak gehouden, met gestrekte arm alsof hij een geweldige snoek vasthield en daarna had hij doorgetrokken. Mijn moeder en ik stonden te kijken, min of meer op zijn bevel." (r. 10-12)
  • 2c: Bij situatie 1 voltrekt de vader 'het vonnis' (doortrekken) zelf; bij situatie 2 voltrekt het vijfjarige meisje het vonnis. 

Slide 18 - Slide

Antwoorden Het vonnis
  • 3: Het overtreden van (wc-)regels wordt bestraft met een ‘douche’ in de wc-pot. = vonnis
    Vader Freek stelt de familie in staat van beschuldiging. = rechter
    Vader Freek is ook degene die het slachtoffer in de wc duwt. = uitvoerder van het vonnis (beul?)
    Moeder Marie kijkt meestal toe, maar is in de laatste situatie slachtoffer. Het dochtertje is ‘rebels’/overtreedt enkele regels, maar ontspringt de dans.

  • 4. Motief: wc 
    - ‘op de bril’ (r.1)
    - ‘Op de zwarte rand staan’ (r.54)
    - ‘de verboden wc’ (r.82)
    Functie: plaats van angst/ plaats van regels / plaats van straf.

5. Thema: (Ongeveer) hoe sommige vaders zo drammerig kunnen zijn dat ze onmogelijke opvoedingseisen gaan stellen.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Welke vorm van beeldspraak herken je in: "Je woorden maken wolkjes in de lucht. Een rilling loopt een rondje op mijn rug."

Slide 21 - Open question

Welk stijlmiddel herken je in: "Kunnen we één seconde terug?"

Slide 22 - Open question

"Het is ijskoud" is een
A
Hyperbool
B
Litothes
C
Metafoor
D
Metonymia

Slide 23 - Quiz

Wat wil ik van je horen als ik je vraag een PARAFRASE van een gedicht te geven?
A
De inhoud naverteld in eigen woorden
B
Een complete analyse van zowel vormkenmerken als inhoud
C
Een schijnbare tegenstelling
D
Een eigen interpretatie, onderbouwd met regels uit het gedicht

Slide 24 - Quiz

Hoe noem je een strofe van vier regels?
timer
0:20

Slide 25 - Open question

Juist of niet juist:
alliteratie en assonantie zijn vormen van rijm
A
juist
B
niet juist

Slide 26 - Quiz

Hoe noem je het rijmschema dat past bij de letters ABAB CDCD?
...... rijm
timer
0:20

Slide 27 - Open question

Hoe noem je het inlassen van een zwakbeklemtoonde lettergreep?
(melk -> melluk; film -> fillum)
A
elisie
B
esthetiek
C
epenthesis
D
ellips

Slide 28 - Quiz

Hoe noem je deze vorm van beeldspraak:
"schreeuwende kleuren"
timer
0:20

Slide 29 - Open question

Hoe noem je deze vorm van beeldspraak?
"Mijn koelkast is donker en wachten,
eenzaamheid en heimwee."
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
metafoor
D
personificatie

Slide 30 - Quiz

Welke stijlfiguur zie je NIET in deze strofe?
"Vla, mijn broer,
jij moet hier koud worden
om daar niet te verrotten.
Ik moet hier verrotten
om daar niet koud te worden."
A
antithese
B
hyperbool
C
parallellisme
D
chiasme

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Video

Lees dit gedicht. Je krijgt o.a. vragen over:
- Welke versvormen zie je? 
- Hoe heet de vorm van dit gedicht?
- Hoe heet het verschijnsel dat de dichter toepast bij r. 5-6?
- Welke vorm van beeldspraak herken je in r. 7-8?
- Welke vorm van rijm herken je in regel 12? 
timer
2:00

Slide 33 - Slide

Welke versvorm zit er niet in
Een mooie dag om stilte te verscheuren?
A
Distichon
B
Octaaf
C
Sextet

Slide 34 - Quiz

Hoe heet de vorm van dit gedicht?
timer
0:20

Slide 35 - Open question

Hoe heet de inhoudelijke wending in een sonnet (vaak tussen het octaaf en het sextet)?

Slide 36 - Open question

Hoe heet het verschijnsel dat de dichter toepast bij r. 5-6?
timer
0:20

Slide 37 - Open question

'Elkeen zoekt naar het licht
als hamsters in een bak met open deuren.'

Welke vorm van beeldspraak herken je?
A
Metafoor
B
Metonymia
C
Personificatie
D
Vergelijking

Slide 38 - Quiz

'Vlak voor mijn voeten valt een hoogbejaarde'

Welke vorm van rijm herken je?
A
Alliteratie
B
Assonantie
C
Rime riche
D
Volrijm

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Video

Ze huilt, maar ze lacht?
A
Antithese
B
Metafoor
C
Paradox
D
Tautologie

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Video

Welke vorm van beeldspraak herken je in de titel van dit nummer 'Ons hoofd is een huis.'

Slide 43 - Open question

"Met uitzicht naar binnen
Inzicht naar buiten."
Welke stijlfiguur herken je?

Slide 44 - Open question


A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Metonymia
D
Personificatie

Slide 45 - Quiz

Gewicht - gezicht
A
mannelijk rijm
B
vrouwelijk rijm
C
glijdend rijm

Slide 46 - Quiz

Een strofe van vier regels heet een

Slide 47 - Open question

Aan de slag!
  • Oefenen met Het dorp van mijn moeder (p. 35-39).
    Antwoorden komen op de ELO


  • Tijd voor het voorbereiden van de toets/ afronden poëzieportfolio/ lezen in je leesboek/ maken van literaire notities
Aangepaste deadline 1: je levert je poëzieportfolio de eerste les na de toetsweek in (4a: 11 maart/ 4b: 12 maart)
Aangepaste deadline 2: inleveren literaire notities bij je eerste themaboek is laatste les week 14 (3 april 2024)

Slide 48 - Slide

Antwoorden Het dorp van mijn moeder
1. Dit verhaal heeft een ik-verteller.
Dit verhaal speelt zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog. Sommige mensen konden worden vrijgelaten door de Duitsers als ze konden bewijzen dat zij niet-Joods waren. 

2. Nee. Je weet dan alleen nog maar dat de ik-figuur op zoek is naar een bepaalde pastoor. De reden hiervoor is (nog) onbekend.
--> Effect van een verhaal dat geschreven is in medias res.

3. Ongeveer één dag (treinreis, ontvangst door vrouw, wachten op dominee, gesprek, avondeten, wachten op ouderlingen, naar huis “ik moet vanavond weer terug”.)
Als de laatste alinea meegerekend wordt: enkele dagen (“Een paar dagen later…”)

Slide 49 - Slide

Antwoorden Het dorp van mijn moeder
  • 4. Het verhaal is niet-chronologisch, want op pagina 35 is er een flashback van de treinreis. Het verhaal wordt verder continu verteld, want er vinden geen tijdsprongen plaats.
  • 5. We beginnen dit verhaal midden in de gebeurtenissen. Dit verhaal begint dus in medias res.
  • 6. Waarom wil de ik-persoon de dominee zo graag spreken?
  • 7. De eerste spanningsboog begint na de eerste witregel. Hier start het gesprek met de dominee.
  • 8. In deze spanningsboog draait het om de vraag: gaat / kan de dominee de ik-persoon helpen?
  • 9. De spanningsboog eindigt na de derde witregel. “Maar ze deden het niet.”

Slide 50 - Slide

Aan de slag!
  • Tijd voor het voorbereiden van de toets/ afronden poëzieportfolio/ lezen in je leesboek/ maken van literaire notities
Aangepaste deadline 1: je levert je poëzieportfolio de eerste les na de toetsweek in (4a: 11 maart/ 4b: 12 maart)
Aangepaste deadline 2: inleveren literaire notities bij je eerste themaboek is laatste les week 14 (3 april 2024)

Slide 51 - Slide