taal woordenschat

Welke woorden ken je al over het menselijk lichaam?
1 / 40
next
Slide 1: Open question
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke woorden ken je al over het menselijk lichaam?

Slide 1 - Open question

Dit ga je leren!
Aan het eind van de les heb ik deze woorden geleerd:

- de hersens 
- de herinnering
- de gebeurtenis
- het letsel
- de longen
- tijdelijk
- voorgoed
- in geuren en kleuren
- de beschadiging
- vergeetachtig
- vaag
- het hart
- de spieren

Slide 2 - Slide

De hersens
 

Slide 3 - Slide

de herinnering

Slide 4 - Slide

de gebeurtenis

Slide 5 - Slide

het letsel

Slide 6 - Slide

de longen

Slide 7 - Slide

Ik heb net mijn arm gebroken
A
de longen
B
het letsel
C
de herinnering
D
de hersens

Slide 8 - Quiz

Vorig jaar ben ik op vakantie gegaan, het was zo leuk dat ik er graag aan terugdenk.
A
de gebeurtenis
B
het letsel
C
de longen
D
de herinnering

Slide 9 - Quiz

Ik adem heel diep in met mijn ...?
A
longen
B
letsel
C
hersens
D
herinnering

Slide 10 - Quiz

tijdelijk

Slide 11 - Slide

voor goed

Slide 12 - Slide

in geuren en kleuren

Slide 13 - Slide

de beschadiging

Slide 14 - Slide

Ik ben met mijn fiets gevallen, nu zitten er krassen op.
A
beschadiging
B
voor goed
C
in geuren en kleuren
D
tijdelijk

Slide 15 - Quiz

Mijn leraar kan heel leuk vertellen, we zien het helemaal voor ons.
A
voor goed
B
de beschadiging
C
tijdelijk
D
in geuren en kleuren

Slide 16 - Quiz

vergeetachtig

Slide 17 - Slide

vaag

Slide 18 - Slide

het hart

Slide 19 - Slide

de spieren

Slide 20 - Slide

Mijn opa wist niet meer dat ik hem vorige week een mop had verteld.
A
vaag
B
vergeetachtig
C
het hart
D
de spieren

Slide 21 - Quiz

Ik vind de opdrachten die de juf geeft maar een beetje onduidelijk.
A
het hart
B
vergeetachtig
C
de spieren
D
vaag

Slide 22 - Quiz

Ik heb een foto gemaakt van mijn konijn, alleen lijkt het konijn nu op een eekhoorn.
A
het hart
B
in geuren en kleuren
C
vaag
D
het letsel

Slide 23 - Quiz

vaag
het hart
tijdelijk
het letsel
de hersens
niet voor altijd
als je gewond bent geraakt


onduidelijk
pompt bloed door het lichaam
hiermee kun je bijvoorbeeld denken

Slide 24 - Drag question

welk woord hoort bij deze zin:
Ik ben morgen jarig en geef een groot feest met de hele klas.

Slide 25 - Open question

wat zie je op het
plaatje?

Slide 26 - Open question

Ik heb mijn arm gebroken en nu heb ik gips, gelukkig mag het er over een week weer af.
A
voor altijd
B
vergeetachtig
C
de gebeurtenis
D
tijdelijk

Slide 27 - Quiz

Mijn oma verteld altijd heel leuk over verhalen van vroeger.
A
in geuren en kleuren
B
vergeetachtig
C
voor goed
D
de spieren

Slide 28 - Quiz


Ik heb gerend en ik voel mijn ..... heel hard en snel kloppen in mijn borst.
Welk woord hoort er te staan op de puntjes?
A
spieren
B
hart
C
hersens
D
letsel

Slide 29 - Quiz

Ik kan echt heel hard rennen, ik heb hele sterke .... in mijn benen.
A
spieren
B
hart
C
hersens
D
gebeurtenis

Slide 30 - Quiz

Kim verteld een .... verhaal, maar ik begrijp er helemaal niks van.
A
duidelijk
B
vergeetachtig
C
gebeurtenis
D
vaag

Slide 31 - Quiz

Ik bedenk een spannende ..... voor het verhaal dat ik ga vertellen.
A
in geuren en kleuren
B
gebeurtenis
C
tijdelijk
D
letsel

Slide 32 - Quiz

Ik denk vaak terug aan de vakantie van vroeger, dat is echt mijn leukste .....
A
herinnering
B
in geuren en kleuren
C
gebeurtenis
D
longen

Slide 33 - Quiz

Tom is hard gevallen, gelukkig heeft hij niet te veel .....
A
gebeurtenis
B
tijdelijk
C
hart
D
beschadigd

Slide 34 - Quiz

Dit is voor altijd.
A
tijdelijk
B
gebeurtenis
C
voor goed
D
hart

Slide 35 - Quiz

Dit is wanneer je iets op een leuke manier verteld met leuke details.
A
vergeetachtig
B
herinnering
C
letsel
D
in geuren en kleuren

Slide 36 - Quiz

Hiermee adem je lucht in.
A
het hart
B
de longen
C
de hersens
D
het letsel

Slide 37 - Quiz

Dit pompt bloed door je lichaam.
A
hersens
B
longen
C
spieren
D
hart

Slide 38 - Quiz

Wanneer je dingen niet meer herinnerd.
A
vergeetachtig
B
tijdelijk
C
hersens
D
voor goed

Slide 39 - Quiz

Wat is voor jou een leuke herinnering? Waarom denk je hier graag aan terug?

Slide 40 - Open question