G1D

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

0

BIENVENUE !!!

Le programme

• Je me présente
• Tu te présentes
• Les attentes
• Excercice en classe
• Les devoirs et fin du cours

Aan het einde van deze les:

• ....weet ik wie mijn docent Frans is en wat ik daarvan kan verwachten.
• ....weet ik wat 'leenwoorden' zijn en kan ik wat voorbeelden benoemen.
• ....weet ik welke spullen ik nodig heb in de lessen Frans.
• ... weet ik wat het huiswerk is voor de volgende les.

Je me présente!

• Je m'appelle monsieur Bronkhorst.
• J'ai vingt-trois ans (23).
• J'habite à Soest.
• J'ai été en vacances aux Pays-Bas.
• J'ai visité Maastricht et Valkenburg.
• Et vous?? 

On se présente en classe

Je m'appelle Jean. Comment tu t'appelles?

Salut Jean.

Je m'appelle Marie.

Les mots français

• Étape 1 - individuellement
  Schrijf in je schrift -in stilte- de Franse woorden die je al kant.
• Étape 2 - à deux / quatre
  Vertel aan je groepje welke woorden je al kent. Schrijf woorden van groepsgenoten op die je nog niet kende.
• Étape 3 -  en classe
  Docent vraagt klassikaal wat voorbeelden.
  Schrijf weer mee! 

Ik ken minimaal 5 woorden Frans.

Ik weet wat 'leenwoorden' zijn.

Les mots français

Welke Franse woorden
kennen we als klas al?

Zonder dat je het doorhebt, is er heel veel Frans in Nederland te zien.

1. Zoek in je tas / spullen of je een Frans woord kunt vinden.
2. Kijk of je logisch kunt redeneren wat de Franse woorden betekenen.
3. Schrijf op het wat betekent / wat je denkt dat het betekent.
4. Stap 1-3 gedaan? Bespreek met tafelgenoot wat je hebt gevonden.

Frans in Nederland

Ik snap waarom we veel Frans in Nederland zien.

Les attentes (de verwachtingen)

Wat wil je graag leren bij Frans dit jaar?

Én wat verwacht je van de docent?

Mes attentes

• Eerlijke communicatie.
• Op tijd in de les.
  
• Alle spullen mee: Pen, schrift, laptop & boek.
• Spullen op tafel als het liedje klaar is.
  En telefoon in telefoontas.
• Fouten durven maken én ervan leren.
  door goed na te kijken! 
• Moeite doen om iets te begrijpen
  (geen vertaalwebsites)
• Luister naar wie op dat moment het woord heeft.
• Schrijf mee met uitleg.
• Maak én leer je huiswerk.

Gaat niet alleen om Frans leren: hoe leer je een andere taal? Hoe leer je iets wat je lastig vindt? Hoe leer je doorzetten?

Emportez (toujours) en classe:

Emportez toujours en classe!

un livre

un stylo

un sac à dos

Un ordinateur (portable)

Un cahier

Les devoirs et les objectifs

Les devoirs (het huiswerk)

• Lees p.3-5
• Ken de pictogrammen
   + woorden (FR+NL)
• Waar staat de Grammatica ?
• Waar staat A-Z woordenlijst?
• Waar staat woordenlijst per Hoofdstuk?

Plenda | Do. 31 aug. | 1e lesuur

Fa | Oriëntatie boek & lz. p.3-5

Leerdoelen, na deze les ...

• ...weet ik wie mijn docent Frans is en wat ik daarvan kan verwachten.
  
• ... kan ik mezelf voorstellen in het Frans.
• ....weet ik wat 'leenwoorden' zijn en kan ik wat voorbeelden benoemen.
  
• ....weet ik welke spullen ik nodig heb in de lessen Frans.
  
• ... weet ik wat het huiswerk is voor de volgende les.

Bonjour!

Le programme

• Révision: cours 1 | '10
• Oriëntation: livre | 10'
  
• Vocabulaire de classe | 15'
• Ordinatuer | 10'

Aan het einde van deze les:

• ....kan ik (nog steeds/weer) mezelf voorstellen in het Frans.
• ... weet ik wat ik op welke plek in het boek kan vinden.
  
• ... ken ik de Franse woorden voor: lezen, luisteren, praten, schrijven & leren.
• ... ken ik minimaal 5 Franse woorden voor spullen in de klas.

On se présente en classe

1. Waar vind je de A-Z woordenlijst ?

2. Waar vind je de grammatica ?

3. Waar vind je woordjes die je per Unité (hoofdstuk) moet leren ?

4. Waar vind je de 'Franse instructies' ?

5. Wat ga je leren in Unité 1 'Bonjour!' ?

Orientation: livre

Ik weet hoe ik het boek (ongeveer) moet gebruiken en waar ik wat kan vinden.

Regarder =

Les devoirs: les mots

1. lopen
2. werken
3. kijken
4. praten

Parler =

Les devoirs: les mots

1. lopen
2. werken
3. lezen
4. praten

Écouter

Les devoirs: les mots

1. schrijven
2. werken
3. lezen
4. luisteren

Lire

Les devoirs: les mots

1. schrijven
2. werken
3. lezen
4. luisteren

écrire

Les devoirs: les mots

1. schrijven
2. leren
3. lezen
4. luisteren

apprendre

Les devoirs: les mots

1. horen
2. leren
3. lezen
4. luisteren

• Bekijk het plaatje met de woorden op p.10+11
• Schrijf de 13 blauwe Franse woorden  in je schrift.
  
• Schrijf de Nederlandse vertaling erachter
  > wat denk je dat het betekent? Kijk goed!
  
  
• Travaillez à deux - werk samen of werk in duo's

Français en salle de classe (p.10-11)

Fini? (klaar?)

• Kijk of je de betekenis van de gele/witte zinnen weet. Schrijf het Frans + Nederlands op in je schrift! (= huiswerk)

• Prenez votre ordinateur (pak je laptop)
• Connectez-vous sur www.lessonup.app  (ga naar de website)
• Code: komt op het bord
• Naam: voor- + achternaam (prénom + nom)

Ordinateur & LessonUp

Emportez (toujours) en classe:

Emportez toujours en classe!

un livre

un stylo

un sac à dos

Un ordinateur (portable)

Un cahier

Français en salle de classe

www.quizlet.live

Elle s'appelle = Zij heet

Il s'appelle = Hij heet

Il s'appelle Bram 

Elle s'appelle Isa

https://quizlet.com/RosalieJasmijn/folders/lsj-vwo-1-unite-2-moi-et-les-autres/sets

Les devoirs et les objectifs

Les devoirs (het huiswerk)

• Maak vertalen zinnen (p.10) 
• Leer de 13 blauwe woorden (p.10-11)
  (NL + FR) 

Plenda | Ma 4 sept. | 5e lesuur

Fa | Mk. zinnen (p.10) & Lr. blauwe woorden (p.10-11)

Leerdoelen, na deze les ...

• ....kan ik (nog steeds/weer) mezelf voorstellen in het Frans.
  
• ... weet ik wat ik op welke plek in het boek kan vinden.
  
• ... ken ik de Franse woorden voor: lezen, luisteren, praten, schrijven & leren.
  
• ... ken ik minimaal 5 Franse woorden voor spullen in de klas.

En salle de classe

https://quizlet.com/nl/307154584/klassentaal-jaar-12-flash-cards/

ÊTRE = 

IK BEN 

JIJ BENT

HIJ IS

ZIJ IS

MEN IS

WIJ ZIJN

JULLIE ZIJN / U BENT

ZIJ ZIJN

Etre (zijn)

je suis	Ik ben
tu es	jij bent
il/ elle est	hij/ zij is
on est	men is/ wij zijn
nous sommes	wij zijn
vous êtes	u bent/ jullie zijn
ils/ elles sont	zij zijn

ETRE: ik ben

1. je es
2. je suis
3. je est
4. je sont

ETRE: wij zijn

1. vous êtes
2. nous sommes
3. nous sont
4. vous est

ETRE: hij is

1. il es
2. il suis
3. il a
4. il est

nous ........ (etre)

1. etes
2. sont
3. sommes
4. avons

Unité 1 - Grammaire I

Faire exercice 8BC (zelfstandig)

Ben je klaar? 

Leren Apprendre 1 (P.38)

Les devoirs (het huiswerk)

• Maak opdracht 10
• Leer Apprendre 1 van Unité 1

Plenda | Woe 13 sept. | 5e lesuur

Fa | Mk. opdracht 10 (p.21) + lr. Apprendre 1 (p.38)

Welkom!

Het programma van deze les

• Herhalen être + maken oefenopdracht
• Nakijken huiswerk
• Kijken filmpje over getallen t/m 20
• Maken exercice 11 + 12
• Het huiswerk voor volgende week woensdag

Aan het einde van deze les:

• ... kan ik tot 20 tellen in het Frans.
• ... kan ik het werkwoord 'zijn' in het Frans vervoegen

Bienvenue! - SEMAINE 39 - 1

Le programme

• Révision: werkwoorden 'être' en getallen t/m 20
• Unité 1 - Grammaire II
• Faire exercice 16ABCD
• Huiswerkopdracht

Aan het einde van deze les:

• ....weet ik wat een lidwoord is en welke Franse lidwoorden er zijn. 
• ... weet ik hoe ik het werkwoord 'être' moet vervoegen.
• ... kan ik tot 20 tellen.