Jong & Oud H5

JONG EN OUD H5
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

JONG EN OUD H5

Slide 1 - Slide

Voordelen van huren

Slide 2 - Mind map

Voordelen van kopen

Slide 3 - Mind map

De netto woonlasten bestaan uit:

  • rente en aflossing van de hypotheek 
  • onderhoudskosten
  • verzekeringspremie
  • belasting vanwege bezit woning
    (onroerend zaak belasting)

Slide 4 - Slide

Hypotheek
Een hypothecaire lening is een langlopende lening met een onroerend goed als onderpand.

Slide 5 - Slide

Hypothecaire lening
Is een langlopende lening met onroerend goed als onderpand.
Onderpand is een soort dekking

Lukt het niet de rente en aflossing aan de bank te betalen?
Dan kan de bank je huis verkopen. Het risico is dat de verkoopopbrengst een stuk lager is.

Slide 6 - Slide

Zou de rente van een hypothecaire lening lager zijn dan andere leningen?
A
Ja, lager
B
Nee, hoger

Slide 7 - Quiz

VOORRAAD- EN STROOMGROOTHEID
  • Een voorraadgrootheid laat zien wat de waarde van iets  op een bepaald moment is. 
  • Een stroomgrootheid geeft de waardeverandering over een bepaalde periode weer.

Slide 8 - Slide

De bestedingen van een huishouden.
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 9 - Quiz

De waarde van je eigen woning.
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 10 - Quiz

De rente die op spaargeld wordt verdiend.
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 11 - Quiz

Het inkomen van een huishouden.
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 12 - Quiz

Nu jij
Maken 5.1 - 5.5

Slide 13 - Slide

CPI
Als we koopkrachtverandering willen berekenen moeten we met de prijsveranderingen van alle producten rekening houden. 
We gebruiken hiervoor de consumentenprijsindex (CPI) → dit is de maatstaf voor inflatie. Het CPI geeft aan hoeveel procent de kosten van levensonderhoud in een jaar hoger zijn dan in het basisjaar.

Slide 14 - Slide

Het boodschappenmandje van het CBS
Consumentenprijsindexcijfer:
  • een indexcijfer dat de ontwikkeling van de consumentenprijzen weergeeft.  Je rekent het gemiddelde indexcijfer uit, rekeninghoudend met de weging.
  • Stappen
  1. indexcijfer artikelgroep x wegingsfactor
  2. tel alle uitkomsten bij elkaar op
  3. deel door totaal van alle wegingen (meestal 100)
  4. je hebt nu het cpi (consumentenprijsindexcijfer)

Slide 15 - Slide

Bij een CPI van 98,1, is er dan sprake van inflatie of deflatie?
A
Deflatie
B
Inflatie

Slide 16 - Quiz

CPI 2016 = 106,7
CPI 2017 = 109,2
Wat is de inflatie in 2017 t.o.v. 2016?

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Video

Op de havo mag het makkelijker:



koopkracht in % = 

de verandering van het nominale inkomen in % - inflatie in %

Slide 19 - Slide

Bereken wat er gebeurt met de koopkracht als de nominale inkomens 3% stijgen en de inflatie 2% is.
A
de koopkracht stijgt 1%
B
de koopkracht daalt 1%
C
de koopkracht blijft gelijk
D
de koopkracht stijgt 2%

Slide 20 - Quiz

Bereken wat er gebeurt met de koopkracht als de nominale inkomens 2% stijgen en de inflatie 5% is.
A
De koopkracht stijgt 3%
B
De koopkracht stijgt 5%
C
niets
D
De koopkracht daalt 3%

Slide 21 - Quiz

Bereken wat er gebeurt met de koopkracht als de nominale inkomens 6% stijgen en de inflatie -4% is (deflatie dus).
A
de koopkracht stijgt 2%
B
de koopkracht stijgt 10%
C
de koopkracht daalt 2%
D
de koopkracht daalt 10%

Slide 22 - Quiz

Bereken wat de inflatie was in % als de koopkracht 1,5% daalde terwijl de lonen 4% stegen.
A
5,5%
B
2,5%
C
6%

Slide 23 - Quiz