2.8 maandag 14 sept.

Klassenregels
Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.
Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.
De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.
Je jas hangt op de gang.
Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.



1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Klassenregels
Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.
Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.
De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.
Je jas hangt op de gang.
Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.



Slide 1 - Slide

In deze paragraaf herhaal je:
• hoe je de verleden tijd van een werkwoord goed spelt.
In deze paragraaf leer je:
• hoe je het meervoud schrijft van woorden op -ie en -ee;
• 10 dicteewoorden.

Slide 2 - Slide

Er zijn sterke en zwakke werkwoorden.

Bij een sterk werkwoord verandert de klank als je de pv in de verleden tijd zet. Je schrijft de verleden tijd zoals je hem hoort.
• De orkaan komt aan land boven Florida.
• De orkaan kwam aan land boven Florida.

Slide 3 - Slide

Twijfel je tussen een -d of een -t? Dan maak je het woord langer.
• De orkaan heeft een enorme kracht.
• De orkaan had een enorme kracht.
• De orkanen hadden een enorme kracht.

Slide 4 - Slide

Bij een zwak werkwoord verandert de klank niet als je de pv. in de verleden tijd zet. Je schrijft -te(n) of -de(n) achter de ik-vorm.
• Ik woon in Florida.
• Ik woonde in Florida.
• Mijn vrienden praten over het gevaar.
• Mijn vrienden praatten over het gevaar.

Slide 5 - Slide

Eindigt de ik-vorm al op -t of -d? Dan komt daar óók -te(n) of -de(n) achter.
• Ik vluchtte de kelder in.
• De orkaan verwoestte tientallen huizen.
• Vijf huizen brandden door kortsluiting af.

Slide 6 - Slide

Oefenen pv. tt en pv. tt.

Slide 7 - Slide

Ik (hopen, vt)
op een wonder.

Slide 8 - Open question

De kaars (branden, vt)
de hele nacht door.

Slide 9 - Open question

Jij (wedden, tt)
altijd op die speler.

Slide 10 - Open question

Jullie (praten, tt)
maar wat.

Slide 11 - Open question

Jamie (leggen, vt)
het pakje op tafel.

Slide 12 - Open question

De printer (stoppen, tt)
plotseling met printen.

Slide 13 - Open question

Wessel (worden, tt)
onze nieuwe aanvoerder

Slide 14 - Open question

Het team (vergaderen, vt)
de hele middag.

Slide 15 - Open question

Je (rijden, tt)
toch wel voorzichtig, hè?

Slide 16 - Open question

De mensen (reageren, vt)
nauwelijks.

Slide 17 - Open question

Huiswerk 
Als je het nog niet af hebt: paragraaf 1.8 en 2.7 helemaal maken op Ipad!
paragraaf 2.8 spelling 1 tot en met 4 maken op Ipad.

Slide 18 - Slide