aanwijzend voornaamwoord (vr.vnw) wie, wat, welke, wat voor
Bijwoord (bw) kan van alles aangeven: tijd, plaats, zekerheid, ontkenning. Vertelt iets over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord
Slide 12 - Slide
Doet Jan iets of is hij iets?
> Werkwoordelijk gezegde?
> Naamwoordelijk gezegde?
Slide 13 - Slide
Koppelwerkwoord of hulpwerkwoord
Het koppelwerkwoord hoort bij een naamwoordelijk gezegde
Het KWW is een vorm van: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
Staan er meer werkwoorden in de zin, dan zij die de hulpwerkwoorden. Het KWW staat dan vaak achter in de zin.
Slide 14 - Slide
Nakijken
- opdracht 3 en 4 (blz. 59)
- opdracht 1 en 2 (blz. 60)
Slide 15 - Slide
Wat is juist? 1. Woordsoorten zijn: vz, zn, bn, ww 2. Zinsdelen zijn: pv, wg, lv, mv
A
1 en 2 zijn beide juist
B
1 en 2 zijn beide NIET juist
C
Alleen 1 is juist
D
Alleen 2 is juist
Slide 16 - Quiz
Wat is geen woordsoort?
A
werkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoordelijk gezegde
D
persoonlijk voornaamwoord
Slide 17 - Quiz
bijvoeglijk naamwoord
A
zinsdelen
B
woordsoorten
Slide 18 - Quiz
lidwoord
A
zinsdelen
B
woordsoorten
Slide 19 - Quiz
Zinsdeelstrepen zetten doe je bij:
A
zinsdelen
B
woordsoorten
Slide 20 - Quiz
werkwoordelijk gezegde
A
zinsdelen
B
woordsoorten
Slide 21 - Quiz
Meewerkend voorwerp
A
Woordsoort
B
Zinsdeel
Slide 22 - Quiz
Woordsoorten zijn lastig.
Welke woordsoort is 'lastig'?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Werkwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Voorzetsel
Slide 23 - Quiz
Welk woordsoort is 'Welk'? Welk woordsoort is x?
A
wed. vnw
B
vr. vnw
C
aanw. vnw
D
betr. vnw.
Slide 24 - Quiz
Welke woordsoort is onderstreept? Deze les doen we een herhaling van de woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 25 - Quiz
Wat zijn zinsdelen?
A
Stukjes van een zin
B
stukjes van een woord
C
één woord
Slide 26 - Quiz
Zinsdelen Hoeveel zinsdelen heeft de zin? 'Wanneer heb ik vakantie ?
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen
Slide 27 - Quiz
Wat voor zinsdeel is het zinsdeel in hoofdletters?
Ik reken OP JOUW MEDEWERKING.
A
bijwoordelijke bepaling
B
voorzetselvoorwep
C
bijvoeglijke bepaling
D
lijdend voorwerp
Slide 28 - Quiz
Een zinsdeel is dus een stukje van een zin.
Maar hoe weet je dan of iets één zinsdeel is?
A
Het heeft als geheel dezelfde functie.
B
Het blijft in elke volgorde bij elkaar (als de betekenis niet verandert).
C
Het kan voor de persoonsvorm.
D
Alle antwoorden (A, B en C).
Slide 29 - Quiz
Welk zinsdeel is het onderstreepte zinsdeel?
Banksy / is / altijd / een bijzondere kunstenaar / geweest.
A
onderwerp (ond)
B
bijwoordelijke bepaling (bwb)
C
lijdend voorwerp (lv)
D
naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde (nd nwg)
Slide 30 - Quiz
Aan de slag!
Maken:
opdracht 4 en 5 (blz. 61)
opdracht 1 en 2 (blz 89)
Klaar? Dan aan de slag met de opdrachten online!
De online opdrachten heb je aankomende woensdag afgerond.
Je vindt ze bij in de online methode bij planning.