This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welkom!
Boek, schrift en laptop voor je
Ga naar LessonUp
Tas op de grond
Slide 1 - Slide
Planning
Nakijken opdrachten 3.1
Herhalen paragraaf 3.1 .
Theorie paragraaf 3.2 deel 1.
Oefenen opdrachten 3.2.
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je...
kun je het begrip productiefactor in eigen woorden omschrijven;
de 4 productiefactoren benoemen;
Kun je de 4 beloningen koppelen aan de juiste productiefactor.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wat heb je nodig om te produceren?
Slide 5 - Mind map
Produceren
Om te produceren heb je productiemiddelen nodig
Alles wat nodig is om te produceren.
Machines, grondstoffen, arbeid etc.
Productiemiddelen onder te verdelen in 4 productiefactoren
Natuur, Arbeid, Kapitaal en Ondernemerschap
Slide 6 - Slide
Natuur
Omvat alle natuurlijke rijkdommen en natuurkrachten, grond- en delfstoffen, bossen, ruimte, enzovoort.
Beloning = pacht
Slide 7 - Slide
Arbeid
Omvat zowel lichamelijke als geestelijke menselijke werkzaamheid, gericht op het voortbrengen van producten.
Beloning = loon/salaris
Slide 8 - Slide
Kapitaal
Totaal van kapitaalgoederen. Kapitaalgoederen zijn goederen die gebruikt worden om andere goederen te produceren: machines, auto's, gebouwen etc. Vaak gekocht met geleend geld.
Beloning = rente en huur
Slide 9 - Slide
Ondernemerschap
Is de ondernemer die de productiefactoren kapitaal, natuur en arbeid combineert, en daarbij ondernemersrisico loopt.
Beloning = winst
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
VRAGEN?
Slide 13 - Slide
Wat is een bedrijfskolom?
A
Alle bedrijven die hetzelfde maken bij elkaar
B
Alle bedrijven die betrokken zijn bij de productie van 1 product
C
Alle bewerkingen die een product ondergaat
D
Alle winkels die een bepaald product verkopen
Slide 14 - Quiz
Hoe kan de bedrijfskolom korter worden?
Slide 15 - Open question
Welke 3 soorten bedrijven hebben jullie in paragraaf 3.1 geleerd?
Slide 16 - Open question
Een bedrijf gaat zich specialiseren in 1 product. Daardoor stoot het activiteiten af. De bedrijfskolom wordt..
A
Korter
B
Langer
Slide 17 - Quiz
Wat betekent BTW?
Slide 18 - Open question
Hoe bereken ik de prijs inclusief btw én hoe bereken ik de prijs exclusief btw?
Slide 19 - Open question
De schilder heeft het huis geverfd voor €1200 exclusief btw. Wat is het bedrag inclusief 9% btw?
A
1308
B
1100,92
C
1299,08
D
1302,50
Slide 20 - Quiz
Joost koopt een broek van €99 inclusief 21% btw. Wat is de prijs exclusief btw?
A
119,79
B
106,36
C
81,82
D
81,81
Slide 21 - Quiz
www.economiepagina.com
Slide 22 - Link
Leerdoelen
Aan het eind van deze les..
is je voorkennis van de lessen voor de vakantie geactiveerd;
Kun je de afschrijving berekenen;
Kun je de 4 productiefactoren + beloningen benoemen.