Thema 3 - les 1 - goede doelen

GOEDE DOELEN
1 / 29
next
Slide 1: Mind map
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

GOEDE DOELEN

Slide 1 - Mind map

lesdoel

Ik leer woorden bij het thema goede doelen en
ik leer dat je de betekenis van een woord kunt onthouden door de tegenstelling te leren.
blz. 60

Slide 2 - Slide

iets aannemen
iets aanpakken
er ja tegen zeggen.




Werkwoord
ik neem iets aan
hij neemt iets aan
wij nemen iets aan
Je kunt een cadeautje van iemand aannemen.
Maar je kunt ook een idee of mening van iemand aannemen.

Slide 3 - Slide

van aanpakken weten
iemand weet van aanpakken als hij of zij direct met iets begint en dat ook volhoudt.

.


Op school moet je ook van aanpakken weten. Dan leer je het meeste.

Slide 4 - Slide

in actie komen
beginnen met een opdracht of taak



Mijn tante komt meteen in actie als iemand hulp nodig heeft.

Slide 5 - Slide

dienen als
voor iets bedoeld zijn




Een hardloopwedstrijd zal dienen als voorbeeld voor een sponsorloop.

Slide 6 - Slide

garanderen
beloven dat het heel zeker is




WERKWOORD
ik garandeer
hij grandeert
wij garanderen
Ik garandeer je dat een sponsorloop echt enorm veel geld zal opleveren voor het goede doel.

Slide 7 - Slide

het initiatief
een voorstel dat je als eerste doet of een actie die je als eerste begint.




Neem jij als eerste het initiatief of durf je dat niet zo goed.

Slide 8 - Slide

de leiding
het leiden van een groep, dan beslis jij wat de groep moet doen,




Weten jullie wie de leiding heeft over Nerderland? En wie heeft de leiding in onze klas?

Slide 9 - Slide

de onderneming
iets wat je doet




Een sponsorloop organiseren is een hele onderneming. Je bent er erg druk mee.

Slide 10 - Slide

de stand van zaken
hoe iets op een bepaald moment is of hoever een opdracht af is.




Ik wil weten hoeveel geld wij al hebben binnen gehaald voor het goede doel. Wat is de stand van zaken?

Slide 11 - Slide

stichten
iets nieuws laten ontstaan, bijvoorbeeld door het bouwen of door te beginnen.




Wij willen graag dat het vrede wordt in de wereld en daarom stichten wij een nieuw club die daarvoor actie gaat voeren.

Slide 12 - Slide

de vergadering
een bijeenkomst van een groep mensen die samen iets moeten bespreken of beslissen.




Het team van de Lelyschool heeft elke maand een vergadering. Dan bespreken wij wat er allemaal moet gebeuren.

Slide 13 - Slide

de vrijwilliger
iemand die werk doet dat niet wordt betaald.




Mijn oom is vrijwilliger bij de voedselbank. Hij zorgt ervoor dat mensen die wqeinig geld hebben toch eten krijgen,

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

aan het werk
Schrijf de woorden en de betekenis van de woorden  in jouw schrift.

Slide 16 - Slide

Zij de woorden tegenstellingen van elkaar?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Zij de woorden tegenstellingen van elkaar?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Zij de woorden tegenstellingen van elkaar?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Zij de woorden tegenstellingen van elkaar?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Zij de woorden tegenstellingen van elkaar?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Zij de woorden tegenstellingen van elkaar?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Kies wat bij elkaar hoort!
toestaan
beeldschoon
zuiver
uitstekend
pico bello
triest
prachtig
heel erg goed
droevig
helemaal schoon
piekfijn
toestemming geven

Slide 23 - Drag question

Zoek de tegenstelling!
verbieden
heel erg slecht
blij
slordig
vies
lelijk
prachtig
heel erg goed
droevig
helemaal schoon
piekfijn
toestemming geven

Slide 24 - Drag question

Zoek de tegenstelling!
aannemen
wegbrengen
stoppen
duidelijk
verplicht
zwijgzaam
doorgaan
vaag
ophalen
spraakzaam
vrijwillig
afwijzen

Slide 25 - Drag question

Bedenk een tegenstelling bij het woord
van aanpakken weten

Slide 26 - Open question

Tekst
bedenk een tegenstelling bij het werkwoord
PRATEN

Slide 27 - Mind map

Tekst
bedenk een tegenstelling bij het bijvoeglijk naamwoord
MOOI

Slide 28 - Mind map

aan het werk
Heb je nog niet alle woorden opgeschreven dan maak je dat af.

KLAAR:
taalblobs

Slide 29 - Slide