Thema 3 les 9

Het goedmaken na een ruzie
noem je...
A
bijleggen
B
verleggen
C
inleggen
D
opleggen
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het goedmaken na een ruzie
noem je...
A
bijleggen
B
verleggen
C
inleggen
D
opleggen

Slide 1 - Quiz

Wat is genezen?
A
iemand helpen die het moeilijk heeft
B
contact met iemand krijgen
C
beter worden of iemand beter maken
D
heel erg lachen om iets ernstigs

Slide 2 - Quiz

Welke woorden passen het best bij
geruststellen
A
rusten - liggen
B
sussen - stellen
C
lopen - kalmeren
D
kalmeren - sussen

Slide 3 - Quiz

Laten weten dat je aan iemand denkt als hem of haar iets overkomt noem je..
A
meeleven
B
opleven
C
beleven
D
herleven

Slide 4 - Quiz

De uitdrukking:
'Ik sta vierkant achter je!'
wil zeggen..
A
Ik vind je vervelend
B
Ik ben het helemaal met je eens
C
Ik vind je te dik
D
Ik wil een spelletje met je doen

Slide 5 - Quiz

Iemand helpen die het moeilijk heeft noem je..
A
ondersteunen
B
arresteren
C
assisteren
D
bovensteunen

Slide 6 - Quiz

Wat is verrichten?
A
iets doen
B
iets stuk maken
C
iets verlaten
D
iets optillen

Slide 7 - Quiz

Als je een band met elkaar hebt omdat je bijvoorbeeld familie van elkaar bent noem je dat..
A
een traktatie
B
een stimulatie
C
een relatie
D
een acceptatie

Slide 8 - Quiz

Welke woord past het best bij het woord verbinden?
A
ophangen
B
verbrand
C
verhangen
D
verband

Slide 9 - Quiz

De afkorting i.v.m. staat voor
A
in vrede met
B
in verband met
C
in vergelijking met
D
in verrichting met

Slide 10 - Quiz

Wat is de goede betekenis van
zich richten op?
A
iemand of iets aandacht geven
B
op iemand schieten
C
jezelf omhoog trekken
D
kijken naar jezelf

Slide 11 - Quiz

Contact met iemand krijgen
krijg je bij..
A
de telefoongegevens
B
de ontmoeting
C
de verzoening
D
het jubileum

Slide 12 - Quiz