Unit 1 - England - Lesson 7+8 - Recap

1 / 36
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Heb jij je huiswerk gemaakt?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Huiswerk wel gemaakt? Hoe ging het? Was het moeilijk/makkelijk?

Huiswerk niet gemaakt? Waarom niet?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Vertaal het volgende woord:
nakijken

Slide 8 - Open question

Vertaal het volgende woord:
to introduce

Slide 9 - Open question

Vertaal het volgende woord:
gum

Slide 10 - Open question

Vertaal het volgende woord:
dislike

Slide 11 - Open question

Vertaal het volgende woord:
Nederlands (de taal)

Slide 12 - Open question

Vertaal het volgende woord:
continent

Slide 13 - Open question

Vertaal het volgende woord:
beautiful

Slide 14 - Open question

Vertaal het volgende woord:
schouderlengte

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Vertaal de volgende zin:
Dit is mijn oudere broer Tim.

Slide 17 - Open question

Vertaal de volgende zin:
Not very well, I’m afraid.

Slide 18 - Open question

Vertaal de volgende zin:
Ik woon in Londen.

Slide 19 - Open question

Vertaal de volgende zin:
I don’t like playing football.

Slide 20 - Open question

Vertaal de volgende zin:
Zij is klein.

Slide 21 - Open question

Vertaal de volgende zin:
He has got light skin.

Slide 22 - Open question

Grammar

Slide 23 - Slide

Kies het juiste voornaamwoord:

Louise has many pens and pencils. They are all ....
A
her
B
hers

Slide 24 - Quiz

Kies het juiste voornaamwoord:

Give back Tim's backpack. It's
A
his
B
hers

Slide 25 - Quiz

Kies de juiste vorm van to be:

They ........ European citizens
A
am
B
are
C
is

Slide 26 - Quiz

Kies de juiste vorm van to be:

.... I dreaming?
A
am
B
are
C
is

Slide 27 - Quiz

Kies de juiste vorm van to be:

She ....... on holiday.
A
am not
B
are not
C
is not

Slide 28 - Quiz

Kies de juiste vorm van hebben:

I .... three cats.
A
have
B
has

Slide 29 - Quiz

Kies de juiste vorm van hebben:

He ... braces.
A
have
B
has

Slide 30 - Quiz

Kies de juiste vorm van hebben:

You .... a beautiful smile?
A
have
B
has

Slide 31 - Quiz

Kies de juiste vorm van hebben:

Laurie ... long hair?
A
have
B
has

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Wat hebben we vandaag geleerd?

Slide 35 - Open question

Vragen?

Slide 36 - Open question