oefentoets spelling en formuleren H/V2-123

Oefentoets/voorbeeld-
toets
Spellen en formuleren H/V2
1-2-3
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Oefentoets/voorbeeld-
toets
Spellen en formuleren H/V2
1-2-3

Slide 1 - Slide

Engelse werkwoorden in het Nederlands.
racen - ik race - jij race???

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Stijn RACEN graag in zijn vrije tijd.
(tegenwoordige tijd)
A
ract
B
racet
C
racette
D
HUH?

Slide 4 - Quiz

Detox. Ontgiften.

Slide 5 - Slide

Ik DETOXEN de hele week! voel me top! (verleden tijd)
A
detoxde
B
detoxte
C
detoxt
D
wah?

Slide 6 - Quiz

Werkwoorden die geleend zijn uit het Engels, worden vervoegd volgens de Nederlandse regels.
STAP 1: de EN eraf
STAP 2: welke tijd?
(vt en voltooid, controle 't xkfschp
Het gaat ook om de klank;
faxen- ik fax/faks

ik time goed, hij timeT goed, ik discjockey graag, zij discjockeyDE gisteren,
zij disT hem veel,  hij wordt teveel gedisT , recyclen: ik recycle plastic, hij heeft veel plastic gerecycled

Slide 7 - Slide

Tegenwoordige tijd...Jij socializen graag:
wordt dus:
A
jij scia, sozi wat?
B
socializeT
C
socialized

Slide 8 - Quiz

(verleden tijd)
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm : barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 9 - Quiz

Dirk (followen) die bekende vlogger.
In de verleden tijd is:
A
Followde
B
Followte

Slide 10 - Quiz

Leg met behulp van de theorie uit, waarom onderstaande zin fout is.....Gisteren heb ik heerlijk gebingoot.

Slide 11 - Slide

Denkwijze:
We hebben een voltooid deelwoord.
De stam is BINGO
Die O doet NIET mee in 't ex-kofschip, die staat hier voor spek en bonen. en Nee is D. Je kunt het ook langer maken: dan hoor je een D

Slide 12 - Slide

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: e-mailen
A
emailde
B
emaildde
C
e-mailde (ge-e-maild)
D
e-maildde

Slide 13 - Quiz

Skypen.
Jij (skypen) met oma in Amerika vt
A
Skypte
B
Skypete
C
skypede

Slide 14 - Quiz

Makkie toch?

Slide 15 - Slide

Formuleren. Synoniemen gebruik je om teksten leesbaar te houden. Dat zijn....
A
woorden die je hetzelfde schrijft, maar een andere betekenis hebben.
B
woorden die je anders (om)schrijft, maar hetzelfde betekenen
C
woorden die je op meerdere manieren kunt schrijven en altijd iets betekenen
D
woorden die een soort beeldspraak in zich hebben.

Slide 16 - Quiz

Formuleren (verwijswoorden)

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
deze
D
die

Slide 17 - Quiz

De woorden 'daar' en 'hij' noemen we
A
lidwoorden
B
verwijswoorden
C
signaalwoord
D
werkwoorden

Slide 18 - Quiz

Leestekens

Slide 19 - Slide

LEENWOORDEN

Slide 20 - Slide

Accenten
accent aigu: logé

accent grave: crèche

accent circonflexe: crêpe


Slide 21 - Slide

Ik heb trek! doe mij maar een broodje........ met wat mayo.
A
frankfurter
B
negligé
C
rouge

Slide 22 - Quiz

Voorbeelden

Slide 23 - Slide

neem nou, denk aan, bijvoorbeeld, zo, zoals zijn....
A
signaalwoorden van opsomming
B
signaalwoorden van voorbeeld of toelichting
C
verbindingswoorden van aantal
D
verwijsdingen

Slide 24 - Quiz

leestekens

Slide 25 - Slide

Wat is goed?
A
Een KOMMA kun je eigenlijk weglaten
B
Een KOMMA moet tussen twee persoonsvormen

Slide 26 - Quiz

De dubbele punt. Na een :
A
komt er een zin die een toelichting geeft op het voorafgaande
B
komt er een argumentatie om je gelijk te halen

Slide 27 - Quiz

Spelling

Slide 28 - Slide

Wat is goed? (2)
A
25jarig huwelijk en antiroker
B
10-jarig bestaan en ex-marinier
C
sintjanskruid en oer-Hollands
D
Zuid-Gelderland en ant-Duits

Slide 29 - Quiz

(2) Wat is hier goed?
A
doe-het-zelfzaak en non-actief
B
peper-en zoutstel en pro-Amerikaans
C
AOWleeftijd en vwoleerling
D
voorspoed en tegenspoed en roomskatholiek

Slide 30 - Quiz

Werkwoorden

Slide 31 - Slide

Hoe KRABBEN een hond zich zonder dat het pijn doet?
hij heeft zich ge......
A
gekrabt
B
gekrabd

Slide 32 - Quiz

Gelukkig VERGOEDEN de verzekering een paar nieuwe oren. (tt)
A
vergoedt
B
vergoed
C
vergoede
D
vergoeit

Slide 33 - Quiz

de laatste!

Slide 34 - Slide

(2) Hoe schrijf ik 'BELOVEN IS BELOVEN'
A
BELOOFT IS BELOOFD
B
BELOOFT IS BELOOFT
C
BELOOFD IS BELOOFD
D
houtochesop

Slide 35 - Quiz