HA1 woordenschatquiz H 1,2,3

HA1 woordenschatquiz H 1,2,3
Doel: oefenen met woordenschat

Je hebt maximaal 10 sec om te antwoorden!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

HA1 woordenschatquiz H 1,2,3
Doel: oefenen met woordenschat

Je hebt maximaal 10 sec om te antwoorden!

Slide 1 - Slide

Iemand die amicaal is, die.....
A
Is blind
B
is zenuwachtig
C
is vriendelijk
D
is irritant

Slide 2 - Quiz

Een ander woord voor 'lokaal' is
A
plaatselijk
B
nooit
C
tijdelijk
D
hier

Slide 3 - Quiz

Ik .......dat de toets niet goed gemaakt is.
A
beleid
B
vrees
C
analyseer
D
bejegen

Slide 4 - Quiz

de 
insteek
het
effect
ruïneren
kommer en kwel
vernielen
de
aanpak
hopeloze
ellende
het
gevolg

Slide 5 - Drag question

adembenemend
amusant
capaciteiten
doubleren
heel boeiend,
mooi/
spannend
bekwaamheden
/ skills
grappig
blijven zitten/
het jaar overdoen

Slide 6 - Drag question

afgunst
debuut
toenmalig
animo
eerste
optreden
in die
tijd/
eerdere
zin om mee te doen
jaloezie

Slide 7 - Drag question

Gister liep hij tegen de lamp: hij werd opgepakt met tien rollen Mentos in z'n mouw.
A
Hij liep op eieren
B
Hij is het feestvarken
C
Hij danst naar iemands pijpen
D
Hij werd betrapt

Slide 8 - Quiz

Als de aap uit de mouw komt....
A
dan wordt er iemand 50
B
dan doet iemand heel vreemd
C
dan wil je iets niet doen
D
wordt ineens duidelijk hoe iets zit

Slide 9 - Quiz

op eieren lopen
een boterbriefje halen
puntjes op de i zetten
de sterren van de hemel 
spelen
trouwen
iets helemaal afmaken/ de laatste foutjes 
verbeteren
ontzettend goed presteren
heel 
voorzichtig
zijn

Slide 10 - Drag question

met Sint Juttemis
in de wolken zijn
door de mand vallen
leven in de brouwerij brengen
erg
gelukkig zijn
de saaiheid
doorbreken
nooit
men heeft door dat je liegt

Slide 11 - Drag question

Wat kun je tegenkomen op een conservatorium?
A
Een figuurzaag
B
Een lijk
C
Een viool
D
Een directeur

Slide 12 - Quiz

Iemand die wel 100x een bal kan hooghouden is....
A
erg behendig
B
erg artistiek
C
erg auditie
D
erg onbeschaafd

Slide 13 - Quiz

Welk woord past het best bij de omschrijving?

Hij ging er vandoor met haar beste vriendin.
A
affiche
B
duo
C
recent
D
afgunst

Slide 14 - Quiz

Welk woord past het best bij de omschrijving?

Als je in de kelder woont, heb je minder daglicht in huis.
A
uniek
B
domineren
C
beleid
D
souterrain

Slide 15 - Quiz

Wat was het doel van deze les?

Slide 16 - Open question

Vind je dat het doel behaald is?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Fijne vakantie!!!

Slide 18 - Slide