Toets werkwoordspelling H3

De broertjes waren...........(verdwalen), doordat de vogels de broodkruimels die Klein Duimpje had gestrooid, hadden opgegeten.
A
verdwaald
B
verdwaalt
C
verdwalend
D
verdwalent
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

De broertjes waren...........(verdwalen), doordat de vogels de broodkruimels die Klein Duimpje had gestrooid, hadden opgegeten.
A
verdwaald
B
verdwaalt
C
verdwalend
D
verdwalent

Slide 1 - Quiz

Veel mensen kijken ervan op als een vrouw een vrachtwagen....... (besturen).
A
bestuurde
B
bestuurd
C
bestuurt

Slide 2 - Quiz

De verdachte heeft altijd volgehouden dat hij ten onrechte voor de moord is .....(veroordelen).
A
veroordeelt
B
veroordeeld
C
veroordelend

Slide 3 - Quiz

Youp .....(hopen) als puber al dat hij ooit in Carré zou mogen .........(optreden).
A
hoopt optreden
B
hoopte optreden
C
hoopt opgetreden
D
hoopte opgetreden

Slide 4 - Quiz

....(wandelen) over de stadsmuren .....(bewonderen) de bevolking van de Italiaanse stad Lucca nog elke zondag het uitzicht op de omliggende heuvels.
A
Wandelent bewondert
B
Wandelend bewonderd
C
Gewandeld bewonderd
D
Wandelend bewondert

Slide 5 - Quiz

Hoewel er hard ...(worden) gewerkt, is de aanleg van de metrolijn na drie jaar pas tot de helft ...... (vorderen).
A
werd gevordert
B
wordt gevorderd
C
word bevorderd
D
werd gevorderdt

Slide 6 - Quiz

Voor de wielrenner de champagne in het rond spuit,...... (schudden) hij met de fles.
A
schudde
B
schut
C
schud
D
schudt

Slide 7 - Quiz

Als je op tijd wilt aankomen, ...... (vermijden) je zeker de spits zoveel mogelijk?
A
vermijdt
B
vermijdde
C
vermeed
D
vermijd

Slide 8 - Quiz

Sinds wanneer ......(bekladden) je broer met zijn vriendjes de treinstellen op het rangeerterrein?
A
beklad
B
bekladt

Slide 9 - Quiz

Zodra ik mijn been een beetje .....(belasten), begon de .....(hechten) wond aan mijn voet weer te ........ (bloeden).
A
belast gehechte bloeden
B
belaste gehechten bloede
C
belastte gehechte bloeden
D
belaste gehechte bloede

Slide 10 - Quiz

Zorg ervoor dat je de folders over de tentoonstelling op tijd ........ (versturen).
A
verstuurt
B
verstuurd
C
verstuurdt
D
verstuurde

Slide 11 - Quiz

Als je blijft trainen, zul je zien hoe je je prestaties nog ...... (verbeteren).
A
verbeterd
B
verbeterde
C
verbeterdt
D
verbetert

Slide 12 - Quiz

Al onze argumenten werden door de tegenpartij ....................(ontzenuwen).
A
ontzenuwd
B
ontzenuwt
C
geontzenuwd
D
geontzenuwt

Slide 13 - Quiz

Vroeger ..............(monden) de riolen van Amsterdam uit in de grachten.
A
monden
B
mondden
C
monde

Slide 14 - Quiz

De bergbeklimmers verloren hun evenwicht en ....... (storten) in de afgrond.
A
storten
B
stortte
C
stortten
D
gestort

Slide 15 - Quiz

Na de training heb ik meteen ......(douchen).
A
gedouchtd
B
gedoucht
C
gedouchdt

Slide 16 - Quiz

Op het Maurick College hoort muziek tot de ......... (verplichten) vakken.
A
verplicht
B
verplichtte
C
verplichte
D
verplichten

Slide 17 - Quiz

Wesley Sneijder heeft tot de beste aanvallende middenvelders ...... (behoren).
A
behoord
B
gebehoord
C
behoort

Slide 18 - Quiz

Vorig jaar ....... (verbreden) de gemeente alle fietspaden.
A
verbrede
B
verbreden
C
verbreedde
D
verbreedden

Slide 19 - Quiz

De ...................(vergroten) foto van mijn kinderen hangt aan de muur.
A
vergrootte
B
vergrote
C
vergroten
D
vergroote

Slide 20 - Quiz

De ..... (vluchten) bewoners van het .....(beschoten) dorp werden door het Rode Kruis .... (opgevangen).
A
gevluchten beschootten opgevange
B
gevluchte beschoten opgevangen
C
gevluchten beschoten opgevangen
D
gevluchtte beschoten opgevangen

Slide 21 - Quiz

Toen Max het grote nieuws ............(vernemen),
......... (haasten) hij zich naar huis.
A
verneemt haastte
B
vernam haaste
C
vernam haastte
D
verneemt haast

Slide 22 - Quiz

Tot grote ergernis van zijn ouders ..... (zappen) Roel uren achtereen als hij .....(stressen) is.
A
zappt gestrest
B
zapte gestresst
C
zappte gestresst
D
zapt gestrest

Slide 23 - Quiz

Wil je me ook vertellen wat je van je salaris .........(overhouden).
A
overhield
B
overhoud
C
overhoudt

Slide 24 - Quiz

De docent ...... (aanbieden) vandaag al zijn leerlingen een ......(verhelderen) uitleg.
A
biedt aan verhelderende
B
bied aan verhelderende
C
biedt aan verhelderenden
D
bied aan verhelderenden

Slide 25 - Quiz