H3.1 Krachten

H3.1 Krachten
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3.1 Krachten

Slide 1 - Slide

0

Slide 2 - Video

Leg in een zin uit wat een kracht is.

Slide 3 - Open question

Leerdoelen
  1. Je kan krachten in de juiste richting en met het juiste aangrijpingspunt tekenen
  2. Je kan met een krachtenschaal bepalen hoe groot een kracht is. 
  3. Je kan beschrijven van welke factoren de volgende krachten afhangen: schuifwrijvingskracht, rolweerstandskracht en luchtweerstandskracht
  4. Je kan berekeningen maken en redeneren met de formule voor zwaartekracht: 
  5. Je kan berekeningen maken en redeneren met de formule voor de veerconstanste: 
Fz=mg
Fveer=Cu

Slide 4 - Slide

Begrippen
  • Kracht
  • Veerunster
  • Vector
  • Aangrijpingspunt
  • Zwaartekracht
  • Zwaartepunt
  • Normaalkracht
  • Spankracht
  • Veerkracht
  • Uitrekking
  • Veerconstante
  • Schrijfwrijvingskracht
  • Rolweerstandkracht
  • Luchtweerstandskracht 
  • Krachtenschaal
  • Werklijn

Slide 5 - Slide

Eigenschappen van krachten
Een kracht kan...
  • de beweging van een voorwerp veranderen.
  • een voorwerp vervormen

Slide 6 - Slide

Elastische en plastische vervorming
Elastisch
Plastisch

Slide 7 - Drag question

Krachten tekenen
Bij krachten is de grootte en de richting belangrijk. 
  • Vector.
  • Net zoals bijvoorbeeld snelheid en verplaatsing. 



Slide 8 - Slide

Krachten tekenen
Omdat krachten vectoren zijn worden deze altijd getekend als pijl
De pijl bezit alle gegevens van de kracht. 
  • De richting.
  • De grootte. 
  • Het aangrijpingspunt. (Het punt waarop de kracht werkt).

Slide 9 - Slide

Krachten tekenen
A: De kracht werkt in deze richting.

B: Vanuit dit punt werkt de kracht.

C: De lengte van de pijl zegt iets over de lengte van de kracht. Bijvoorbeeld:  1 cm = 200 N
LD1: Je kan krachten in de juiste richting en met het juiste aangrijpingspunt tekenen
LD2: Je kan met een krachtenschaal bepalen hoe groot een kracht is.

Slide 10 - Slide


Zwaartekracht:




 
Op aarde:




Massa en zwaartekracht
Fz=mg
Fz: Zwaartekracht [N]
m: Massa [kg]
g: Sterkte van zwaartekracht of valversnelling [m/(s^2)]
g=9,81ms2
LD4: Je kan berekeningen maken en redeneren met de formule voor zwaartekracht:

Fz=mg

Slide 11 - Slide


Bereken de zwaartekracht op een voorwerp met een massa van 1492 g. 

Slide 12 - Open question

Gewicht en normaalkracht
Gewicht:
  • De kracht die een voorwerp op zijn steunvlak uitoefent. 
  • Bij een hangend voorwerp is dit de kracht in de veer, het touw of de kabel.

Normaalkracht Fn:
  • De kracht die het steunvlak op het voorwerp uitoefent. 
  • De normaalkracht staat altijd loodrecht op het steunvlak. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

We meten krachten m.b.v. de uitrekking van veren. 

Formule: 


Lever je 2x zoveel kracht, dan rekt de 
veer 2x zo ver uit. 
Krachten meten
Fveer=Cu
C: Veerconstante (N/m)
F: Kracht (N)
u: Uitrekking (m)
LD5: Je kan berekeningen maken en redeneren met de formule voor de veerconstanste: 
Fveer=Cu

Slide 15 - Slide


Een veer rekt 15 cm uit als er een kracht van 50 N op werkt.
Bereken de veerconstante.

Slide 16 - Open question

Wrijvingskracht 
weerstandskracht

Slide 17 - Slide

Wrijvingskrachten
- Schuifwrijvingskracht/ schuifweerstand = 2 oppervlakken over elkaar (proberen) te bewegen
- Luchtwrijvingskracht / luchtwrijving= kracht die lucht uitoefent op een voorwerp
- Rolweerstandskracht/ rolweerstand = weerstand die een rond voorwerp ondervindt als het rolt
LD3: Je kan beschrijven van welke factoren de volgende krachten afhangen: schuifwrijvingskracht, rolweerstandskracht en luchtweerstandskracht

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Maak opgave 1 t/m 7 (een deel heb je misschien al gemaakt)
Ben je klaar? Lees paragraaf 3.2

Slide 19 - Slide