1Biologie gaat over organismen.
a Wat is een organisme?
Een organisme is een levend wezen
b Waardoor weet je of iets een organisme is?
Doordat het levenskenmerken heeft.
c Geef vijf voorbeelden van organismen.
Bijvoorbeeld: ikzelf, de docent, mijn huisdier, een vogel, een boom, een
plant, een bacterie, een paddenstoel.
2 Organismen hebben levenskenmerken.
a Wat zijn levenskenmerken?
Levenskenmerken zijn kenmerken waardoor je weet dat iets leeft.
b Waarnemen, voeden, groeien en voortplanten zijn levenskenmerken.
Geef nog drie levenskenmerken.
ademhalen, bewegen, uitscheiden
c Planten hebben wel levenskenmerken.