Start H2 en 2.1 Dierlijke cellen

Cellen
1 / 25
next
Slide 1: Mind map
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Cellen

Slide 1 - Mind map

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Hoe zat het ook alweer?
Zet de onderstaande organisatieniveaus in de juiste volgorde van klein naar groot
biosfeer
ecosysteem
levens-
gemeenschap
populatie
organisme
orgaan
weefsel
molecuul
cel

Slide 16 - Drag question

Levenskenmerken en voorbeelden bij mensen.
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plaats.
een mens kan lopen
adem halen met behulp van longen
een baby wordt een peuter
de mens eet brood
de mens ziet een vogel vliegen
een vrouw kan een baby krijgen
een mens plast
ademhalen
voeden
uitscheiden
waarnemen
bewegen
voortplanten
groeien

Slide 17 - Drag question

Sleep functie naar het juiste organel
Celkern
Cytoplasma
Celmembraan
Vacuole
Mitochondrium
Stroperige vloeistof waarin celorganellen liggen
Bepaalt welke stoffen de cel in en uit mogen
Regelt wat er in de cel gebeurt
Met vocht gevuld blaasje dat stevigheid geeft aan de cel
Zorgt voor energie

Slide 18 - Drag question

Welk celonderdeel bevat de (erfelijke) informatie?
A
Kern
B
Membraan
C
Endoplasmatisch Reticulum
D
Eiwitten

Slide 19 - Quiz

waarvoor dient de celkern?
A
De kern zorgt dat het cytoplasma niet weggaat
B
de celkern produceert eiwitten
C
de celkern regelt de processen in de cel
D
de kern bepaalt de grootte van de cel

Slide 20 - Quiz

Antibiotica dood bacteriën. Hoe zou een antibioticum kunnen werken om wel bacteriën aan te tasten, maar niet je eigen cellen?
A
Prikt het celmembraan lek
B
Vernietigt de celwand
C
Vernietigt DNA
D
Remt de werking van ribosomen

Slide 21 - Quiz

Op welke plaats in een cel van je lever worden eiwitten gevormd?

A
in de kern
B
in het cytoplasma, aan de mitochondriën
C
in de mitochondriën
D
in het cytoplasma, aan de ribosomen

Slide 22 - Quiz


Planten en dieren
Vacuolen zijn betrokken bij de afbraak van grote moleculen (macromoleculen) en het
hergebruik van de afbraakproducten in de cel. Celorganellen zoals mitochondriën en plastiden kunnen geheel in de vacuole worden afgebroken. Door deze activiteiten zijn de vacuolen vergelijkbaar met organellen die in dierlijke cellen voorkomen. 
Welk type organel in dierlijke cellen heeft een vergelijkbare functie?

A
een lysosoom
B
een ribosoom
C
het endoplasmatisch reticulum
D
het golgisysteem

Slide 23 - Quiz


A
kern
B
endoplasmatisch reticulum
C
mitochondriën
D
ribosomen

Slide 24 - Quiz

2.1 maken
Maak online de opdrachten van 2.1 (huiswerk)

Slide 25 - Slide