Woordaccent

DEZE LES GAAT OVER .....
HET WOORDACCENT
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

DEZE LES GAAT OVER .....
HET WOORDACCENT

Slide 1 - Slide

Hoe spreek je het uit?
A
BanAAN
B
BAnaan

Slide 2 - Quiz

Hoe spreek je het uit?
A
TElefoon
B
TelefOON

Slide 3 - Quiz

Hoe spreek je het uit?
A
KanTOOR
B
KANtoor

Slide 4 - Quiz

Hoe spreek je het uit?
A
DochtER
B
DOCHter

Slide 5 - Quiz




Wat is het WOORDACCENT

Het woordaccent spreek je iets harder uit dan de rest van het woord

Bijvoorbeeld:
Zebra
Magister
Europa

Slide 6 - Slide

Na deze les kun je:
  • 17 nieuwe woorden uit Zebra hoofdstuk 8 goed uitspreken
  • weten wat deze woorden betekenen 

Slide 7 - Slide

Waarom belangrijk?
Als je het woordaccent goed gebruikt, ben je beter te verstaan

Slide 8 - Slide

Wat zijn de regels?
Die zijn erg ingewikkeld
Tip 1: Goed luisteren naar andere mensen
Tip 2: Zoek het op in een woordenboek (er staat dan een streepje onder)

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Blader naar de nieuwe woorden van Zebra hoofdstuk 8, les 1 (blz 207)
Werk samen met de leerling die naast je of tegenover je zit
Je mag samen ergens anders gaan zitten

Slide 10 - Slide

Wat moet je doen
  1. Schrijf de woorden over in je woordenschrift
  2. Zet met potlood een streep onder de lettergreep die volgens jullie het woordaccent is. Dus zo: voetbal
  3. Zet erbij wat het woord betekent in het Engels of in je eigen taal
timer
0:10

Slide 11 - Slide

Laat maar horen!
  1. We lezen om de beurt een woord voor
  2. Is het woordaccent goed? Maak er een dikke streep van
  3. Had je het niet goed? Verbeter het dan!

Slide 12 - Slide

Vind je dit moeilijk?
Ja heel moeilijk
Een beetje moeilijk
Niet moeilijk

Slide 13 - Poll

Vind je dit nuttig?
Nee ik snap niet waarom ik dit moet leren
Ja ik heb hier wel wat aan

Slide 14 - Poll