L9 Hoofdletters en tekstopbouw

pag. 87
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

pag. 87

Slide 1 - Slide

Geef een synoniem voor 'bijzonder'.

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Lees de 6 fragmenten op pag. 88-89
- Beantwoord telkens de vragen.

timer
7:00

Slide 4 - Slide

Oef. 2
expressie -->
verfoeid -->
therapeut -->
courant -->
cliché -->

alternatief -->
  • uitdrukking
  • met afschuw bekeken, verwenst
  • Hij/zij helpt mensen om bepaalde gebeurtenissen te verwerken.
  • frequent, gebruikelijk, gangbaar
  • Een beeld dat heel vaak gebruikt wordt en daardoor wat afgezaagd is.
  • Een andere manier om hetzelfde doel te bereiken.

Slide 5 - Slide

Lees de 2 teksten op pag. 93-94
Deel 2
Beantwoord de vragen 1 t.e.m. 5 op pag. 90
pag. 90

Slide 6 - Slide

Naar aanleiding van elke gebeurtenis werden beide teksten geschreven?

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Slide

Met welke soort zin beginnen beide inleidingen?
A
een vraagzin
B
een mededelende zin
C
een bevelende zin
D
een ontkennende zin

Slide 9 - Quiz

Waarom hebben de schrijvers voor dit soort inleiding gekozen?

Slide 10 - Open question

3. Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 11 - Slide

Welke tekstdoel hebben beide teksten?
A
amuseren
B
ontroeren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 12 - Quiz

Bekijk je antwoord bij vraag 5.
Heb je je mening voldoende geformuleerd? 

Slide 13 - Slide

Welke tekst vond je het boeiendst om te lezen?

Slide 14 - Open question

Lees de teksten nog een keer.
Beantwoord vragen 6,7 en 8.

Slide 15 - Slide

Welke tekst heeft de beste inleiding? Waarom? Geef 1 argument.
tekst 1
tekst 2

Slide 16 - Poll

Vraag 7: Inleiding
De inleiding bij tekst 1 geeft de globale inhoud en hoofdpunten van de tekst weer. 
Bij tekst 2 is dit niet het geval.
--> tekst 1 heeft de beste inleiding.

Slide 17 - Slide

b. Geef de betekenis van beide woorden:
Valentijn/ valentijn

Slide 18 - Open question

Formuleer nu een algemene spellingsregel.

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

8. Vinden jullie een slot in beide teksten?
Beide teksten hebben geen slot. Niet elke tekst (hier een krantenartikel) is opgebouwd volgens een IMS-structuur. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Koosnamen zijn in... heel populair.
A
Vlaanderen
B
vlaanderen

Slide 23 - Quiz

In de ... top vijf staan schatje, poepie, liefje, scheetje en bolleke helemaal bovenaan.
A
Vlaamse
B
vlaamse

Slide 24 - Quiz

Zo gebruikt de beroemde... schrijver...
A
Engelse
B
engelse

Slide 25 - Quiz

Zo gebruikt de beroemde Engelse schrijver ... in zijn toneelstuk.
A
Shakespeare
B
shakespeare

Slide 26 - Quiz

Zo gebruikt de beroemde Engelse schrijver Shakespeare in zijn toneelstuk... al de koosnaam 'muisje'.
A
Hamlet
B
hamlet

Slide 27 - Quiz

Het woord... verwijst in onze taal naar iemands aanbidder of geliefde.
A
Valentijn
B
valentijn

Slide 28 - Quiz

Maar ... is van oorsprong een eigennaam.
A
Valentijn
B
valentijn

Slide 29 - Quiz

Er was ooit een ... , al is er over die man niet veel bekend.
A
Sint-Valentijn
B
sint-valentijn

Slide 30 - Quiz

Naar het schijnt was hij een priester die in de 5e eeuw na ...
A
Christus
B
christus

Slide 31 - Quiz

Naar het schijnt was hij een priester die in de 5e eeuw na Christus het huwelijk tussen een ... soldaat
A
Romeinse
B
romeinse

Slide 32 - Quiz

Naar het schijnt was hij een priester die in de 5e eeuw na Christus het huwelijk tussen een Romeinse soldaat en een ... vrouw inzegende.
A
Christelijke
B
christelijke

Slide 33 - Quiz

De toenmalig keizer liet hem onthoofden, maar paus ... riep de 14e -
A
Gelasius
B
gelasius

Slide 34 - Quiz

De toenmalig keizer liet hem onthoofden, maar paus Gelasius riep de 14e ... uit tot -
A
Februari
B
februari

Slide 35 - Quiz

De toenmalig keizer liet hem onthoofden, maar paus Gelasius riep de 14e februari uit tot de naamdag van ...
A
Sint-Valentijn
B
sint-valentijn

Slide 36 - Quiz

Tot op vandaag is ... de feestdag van de geliefden.
A
Valentijn
B
valentijn

Slide 37 - Quiz

Zelftest hoofdletters 
Diddit/ L9/ oefeningen

Slide 38 - Slide

Geef de titel en auteur van je gekozen literatuurboek.

Slide 39 - Open question

Oefeningen teksten analyseren
extra document

Slide 40 - Slide

Taak schrijven
- Opdrachtbeschrijving -> SS/vakken/documenten
- evaluatiematrix --> 

Tegen -->

Slide 41 - Slide