4V - Periode 4 - PA4 H2 Les 7 - GSE (24/27 mei 2024)

Bienvenidos
Lessonup.app
(linkje staat bij je eerste les Spaans van dit schooljaar) 
1 / 38
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bienvenidos
Lessonup.app
(linkje staat bij je eerste les Spaans van dit schooljaar) 

Slide 1 - Slide

Info: Objetivos (doelen)
Thematiek/Landenkennis: 
  • Je doet kennis op over de geschiedenis, eetcultuur, gewoontes en feesten in het Spaanse taalgebied, en je leert hierover communiceren in het Spaans.
Lees/Luistervaardigheid: 
  • Je oefent met het luisteren naar en begrijpen van teksten over gevarieerde onderwerpen, in het bijzonder over Spaanse geschiedenis en gewoontes. 
Spreek- en gespreksvaardigheid 
  • Je leert presenteren en een gesprek voeren over de geschiedenis, eetcultuur, gewoontes en feesten in het Spaanse taalgebied. 
Grammatica/schrijfvaardigheid:  
  • Je leert een brief schrijven met adviezen voor de marketing van een product (vervolg van Hoofdstuk 1)
  • Je leert hoe je in goed Spaans kunt spreken/schrijven over het verleden, je leert hoe je aangeeft dat iets een gewoonte is, en je leert hoe je ‘se impersonal’ toepast (de lijdende vorm, vertaald met ‘worden’ of ‘men’). 

 

Hiernaast wordt geoefend met leesvaardigheid. 

Slide 2 - Slide

Programa
  1. WvdW, info, objetivos, deberes (15m)
  2. Tiempos del pasado C + ejercicio 27-28 (15m)
  3. El viaje de los alimentos, ej. 33-34, 36 (25m)
  4. EL MISTERIO en las Alpujarras Cap. 4 (terminar en casa)
  5. REFLEXIÓN y DEBERES (5m)


¿Qué fue la palabra de la semana?

Slide 3 - Slide

Woord van vorige week
regalar = cadeau doen, cadeau geven
Por el Día de la Madre mis hijos me regalaron flores muy bonitas.
Voor Moederdag hebben mijn kinderen me heel mooie bloemen gegeven.

Slide 4 - Slide

Woord van de week
cambiar = wisselen, veranderen
Si viajas a los Estados Unidos, tienes que cambiar euros por dólares. 
= Als je naar de VS reist, moet je euros wisselen voor dollars. 


Slide 5 - Slide

INFO over toetsen
Informatie over de toetsen staat bovenaan de studiewijzer. 
  • Werkt een link op magister niet? Dan ga je zelf naar de studiewijzer op teams.

Toetsen:
  • Tussentoets: 4 juni 2024, H1 en H2ABC, inclusief landenkennis
  • Toetsweek: Mondelinge eindtoets: presentatie in drietallen + vragen beantwoorden

Opdrachten:
  • brief aan H&M (= Subtarea D van hoofdstuk 1), uiterlijk 11 april inleveren, in tweetallen
  • boekje lezen, titel volgt




Slide 6 - Slide

INFO over H1 Subtarea D: brief aan H&M 
Niet ingeleverd (check d.d. 18 mei 2024)
A4sptl7: Nawaal Milan Lars Maartje Norah Belal
A4sptl1: Ninya, Siem, Jhelane, Joaz, Jesse, Simon, Julius, Max


Lees de instructie op p. 50.
Voor deze tarea heb je nodig: 
  • de gebiedende wijs 
  • de lenguateca
  • ideeën voor verkooptrucs, zie texto 5 (p.38) + texto 6 (p. 46)



Slide 7 - Slide

Los deberes fueron:
Estudiar: gram. B (hoofdstuk 2) -> 2 slides

 Hacer:  
  • afmaken oef 23-25, 26, 27ab. Bij oefening 23 heb je de luisterfragmenten nodig, Deze staan in de lessonup van vorige les. Of op CD1, fragment 17-20. -> antwoorden 3e slide
  • Leesboekje Misterio en las Alpujarras Hoofdstuk 3 + maak de opdrachten achterin het boek

Kijk het huiswerk na met het antwoordblad. Verbeter je fouten in rood. Bestudeer de stof zonodig opnieuw, zodat je leert van je fouten, en stel vragen.


Slide 8 - Slide

Ayer yo (comprar) .... un videojuego.
A
compraste
B
compramos
C
compré
D
compró

Slide 9 - Quiz

Noteer de vervoegingen. van het werkwoord 'comer' in de indefinido, met vertaling
Vb. yo comí = ik at, tú ....... , él ...... etc.

Slide 10 - Open question

Ejercicio 23a 
B, D, E, F 

Ejercicio 23b 
1  C 
2  C 
3  B 

Ejercicio 23c 
1   falso 
2  verdadero 
3  falso 
4  verdadero
5  verdadero 

Ejercicio 23d 
1  A 
2  A 
3  B 
Ejercicio 24a: ESTRUCTURA 

Ejercicio 24b 
1  Structuur 
2  Het zijn structuurwoorden / verbindingswoorden die structuur geven aan een tekst. 

Ejercicio 24c 
1  B 
2  B 
3  B 
4  B 
5  C 
6  C 
7  B 
Ejercicio 25 
Voorbeelduitwerking: 
La diferencia entre los holandeses y los españoles es que los españoles comen la comida a las dos y media, mientras los holandeses la comen a las doce y media. Los españoles toman una merienda a las 17.00, pero en Holanda no la toman. La cena es a las 21.00 en España y en Holanda más temprano, es decir a las 18.00 horas. 

Slide 11 - Slide

El pasado

  1. Bestudeer grammatica C (p.79-80), zodanig dat je weet wanneer je de verschillende verleden tijden moet gebruiken.
  2. Leer ook de signaalwoorden S-N, dus zoek zonodig de vertalingen op.
  3. Werk verder aan oefening 27cd-28.
  4. Werk individueel, overleg alleen als je er niet uitkomt. Noteer de antwoorden in je schrift.        
¿Qué es: un pasado imborrable?
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

El viaje de los alimentos
  1. Ga naar paragraaf C, p.85
  2. Oriéntate al texto y lee la introducción -> haz ejercicio 33.  
  3. Continúa por leer el texto completamente -> haz ejercicio 34. 
  4. Al final: busca 3 ejemplos del indefinido, 3 del imperfecto y 3 del perfecto. Apúntalos con traducción.

timer
15:00
Klaar? Lees p.87  lenguateca C en maak oefening 36.

Slide 14 - Slide

Zoek in de tekst voorbeelden van de verleden tijden.
Zoek er 3 voor de indefinido, 3 voor de imperfecto en 3 voor de perfecto. Noteer ze met vertaling.

Slide 15 - Open question

Misterio en las Alpujarras
Wat zijn je ervaringen met het lezen van hoofdstuk 3?

->  Seguimos por capítulo 4.

Slide 16 - Slide

Deberes para la próxima clase
Aprender: 
Herhaal Hoofdstuk 2, vocab C (p.104) 
Grammatica BCD (p.79-80). Leer de signaalwoorden van grammatica C S-N. 

Hacer:  
afmaken oefeningen 27cd, 33, 34, 36 
Leesboekje Misterio en las Alpujarras Hoofdstuk 4 + maak de opdrachten achterin het boekje. 

Slide 17 - Slide

La historia -> presentar
Lenguateca B (p.72-73) + ficha + Subtarea B (p.74)

Grupos de 3-4 personas.
  • Selecciona una persona de la historia, diferente a los que figuran en el libro.
  • Haz una ficha (kaartje met persoonlijke gegevens) como en la página 73.
  • Estudia la lenguateca B (p.72-73).
  • Prepara un 'powerpoint' con palabras clave y fotos. 
  • Sigue las instrucciones de Subtarea B. Usa la Lenguateca B.
  • ¡Prepara 1-2 preguntas para el público!
-> Presentáis en clase + comparte tu presentación en 'Teams'




Guarda tus materiales, ya que los necesitas en la prueba final (toetsweek)

Slide 18 - Slide

Noteer minimaal 5 signaalwoorden met vertaling + welke verleden tijd erbij hoort

Slide 19 - Open question

Woord van vorige week
conquistar = veroveren
Los Cristianos conquistaron la Alhambra en 1492.
De Christenen veroverden het Alhambra in 1492.


Slide 20 - Slide

Woord van vorige week
el gobierno = de regering
Parece muy difícil formar un nuevo gobierno. 
= Het lijkt heel moeilijk een nieuwe regering te vormen.


Slide 21 - Slide

Vocab B:
tijdens, gedurende

A
a lo largo de
B
pronto
C
en primer lugar
D
durante

Slide 22 - Quiz

VOCAB B:
verboden
A
casi
B
prohibido
C
cuidar
D
poderoso

Slide 23 - Quiz

Las respuestas
Ejercicio 13a
1.   369
2.  1158
3.   1492
4.  1577
5   1749
6   1833
7   1936
8   2015

Ejercicio 13b
A: vivieron
B: vivieron, 218 AC, 400 DC
A: empezó
B: llegaron, 711
A: terminó
B: terminó, 1492
A: pasó
B: descubrió
A: duró
B: duró, 3 años
A: llegó
B: llegó, 1939

Slide 24 - Slide

Las respuestas

Slide 25 - Slide

Noteer de imperfecto van het werkwoord 'vivir' (regelmatig) en van het werkwoord 'ver' (onregelmatig)

Slide 26 - Open question

Imperfecto

Slide 27 - Slide

Signaalwoorden imperfecto
Signaalwoorden imperfecto

Slide 28 - Slide

Imperfecto (regelmatig)

Slide 29 - Slide

Imperfecto irregular

Slide 30 - Slide

Indefinido

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

¿Cuáles son los marcadores?
El imperfecto
El indefinido
ayer
anoche
hace 2 semanas
anteayer
la semana pasada
en 2019
antes
generalmente
todos los días
Cuando ... pequeño
..., porque ...

Slide 33 - Drag question

timer
1:00
¿Cuándo se usa el indefinido y el imperfecto?
Indefinido
Imperfecto
reden van iets dat in het verleden is gebeurd
Opsomming van achtereenvolgende gebeurtenissen of handelingen
Beschrijving van iets of iemand uit het verleden
Het moment is afgerond, voorbij
handeling, actie, gebeurtenis op een bepaald moment in het verleden
Gewoontes of herhaalde gebeurtenissen

Slide 34 - Drag question

Para recordar (= Om te onthouden)
No lo sé = 
Ik weet het niet.
Ya lo sé = Ik weet het al.
(ya = al)

Slide 35 - Slide

Woord van vorige week






-> Imagínate una cosa que has conseguido en tu vida.
-> Cuéntalo en español a tu vecino/a.
conseguir = verkrijgen, (be)halen, bereiken
¿Has tenido que entregar tu móvil? Puedes conseguirlo en la recepción.
Heb je je telefoon moeten inleveren? Je kunt hem bij de receptie halen. 

Slide 36 - Slide

Woord van vorige week
Woord van VORIGE week: 
acabar de + infinitivo
iets net gedaan hebben.
Acabo de comer mi bocadillo.
Woord van de week: 
recoger = ophalen.
¿Puedo recoger mis libros de mi casilla?

Slide 37 - Slide

Imperfecto

Slide 38 - Slide