D2BTh4 B1 Bloed



Hoofdstuk 3

Bloedsomloop

1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson



Hoofdstuk 3

Bloedsomloop

Slide 1 - Slide

Leerdoel

1.  Je leert wat de bestanddelen van bloed zijn

2. Je leert wat de functies  en kenmerken zijn

3. Je leert wat bloedarmoede, etter en trombose is





Slide 2 - Slide

Opdrachten (huiswerk)
Handboek:   Lezen blz. 84 t/m 88
                          Noteer de gekleurde woorden in je schrift.

Maak opdracht: 1 t/m 4 op blz 74 en 75

Slide 3 - Slide

Woordweb
Bloed

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Bloed:
Zichtbaar onder de microscoop
Bloed:
Hoeveel heb jij in je lichaam?

Slide 6 - Slide

Rode bloedcellen:
Hoe komen deze aan hun kleur?
Waarom is het handig dat ze deze vorm hebben?

Slide 7 - Slide

Bloed:  Samenstelling
Bloedplasma en vaste bestanddelen

Slide 8 - Slide

Samenstelling
van het bloed
Bloedplasma
1
Vaste bestanddelen
2
Witte bloedcellen
6
Bloedplaatjes
5
Opgeloste stoffen
4
Water
4
Eiwitten
3
Rode bloedcellen
7

Slide 9 - Slide

Bloedplasma
Bloedplasma bestaat vooral uit water. 

55% van het bloed 
bestaat uit bloedplasma.
Het vervoert vooral de belangrijke stoffen: 

Bijvoorbeeld: Voedingsstoffen en koolstofdioxide.
Het vervoert ook een heel klein beetje zuurstof.

Slide 10 - Slide

Rode bloedcellen

  1. Hebben geen kern zoals andere lichaamscellen.
  2. De belangrijkste taak is dat ze zuurstof vervoeren
  3. De cellen danken hun rode kleur aan de stof hemoglobine

Vorm van de rode bloedcel
De rode bloedcel heeft een ronde vorm met een opstaande rand. 

Functie van de vorm
Door de vorm is het oppervlak van de rode bloedcel groot.
Hierdoor kan hij veel zuurstof opnemen.

Slide 11 - Slide

Bloedarmoede
Als je bloedarmoede hebt, heb je te weinig rode bloedcellen in je bloed of je rode bloedcellen werken niet goed. 

Voor de opbouw van hemoglobine is ijzer nodig. Als je een tekort hebt aan ijzer of een aantal andere stoffen, kun je geen hemoglobine aanmaken.

Symptomen: onder andere zwakte en vermoeidheid. 

Slide 12 - Slide

Witte bloedcellen
  1. Witte bloedcellen hebben een celkern. 
  2. Geen vaste vorm
  3. Bestrijden ziekte verwekkers 







Als je een wondje hebt en er komen bacteriën of andere ziekteverwekkers  in je lichaam, dan komen de witte bloedcellen in actie.
Er zijn verschillende soorten witte bloedcellen. 
Deze hebben een verschillend taak.

Slide 13 - Slide

Insluiten
Als een bacterie of een andere ziekteverwekker je lichaam binnenkomt kan de witte bloedcel deze 'insluiten'. 

Na het insluiten gaan de 'indringers' en de witte bloedcel dood. Er ontstaat dan etter of pus, dat zie je bijv. bij een wondje ontstaan.



'Extra'
Als rode bloedcellen na 120 dagen uit elkaar vallen, worden ze ook op deze manier door de witte bloedcellen opgeruimd.
Leukocyt
Dit is een ander woord voor witte bloedcel

Slide 14 - Slide

Bloedplaatjes

  1. Bloedplaatjes zijn geen cellen. 

  2. Bloedplaatjes zorgen voor de stolling van bloed bij bijvoorbeeld wondjes. 



Somst stolt bloed binnen een bloedvat. Dan ontstaat er een prop. Je noemt dit trombose.
Rode bloedcellen vallen na 120 dagen uit elkaar.
Een deel daarvan 'wordt bloedplaatje'.

Slide 15 - Slide

Bloedplaatjes
in actie

Slide 16 - Slide

Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 17 - Quiz


Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 18 - Quiz

Hebben bloedplaatjes een celkern?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft een celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 20 - Quiz

In welke bestanddelen van het bloed komen celkernen voor?
A
Alleen in rode bloedcellen
B
Alleen in witte bloedcellen
C
In rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
In rode en witte bloedcellen

Slide 21 - Quiz


Een mogelijke oorzaak van bloedarmoede is ijzertekort.

In welk gedeelte van het bloed is dit terug te vinden.
A
De rode bloedcellen
B
De witte bloedcellen
C
De bloedplaatjes
D
Het bloedplasma

Slide 22 - Quiz

Waaruit bestaat bloedplasma voornamelijk?
A
Eiwitten
B
Water
C
Opgeloste stoffen
D
Zuurstof

Slide 23 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak
van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Afweer

Slide 24 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Zuurstof en koolstofdioxide vervoeren

Slide 25 - Quiz

Iemand met bloedarmoede
heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 26 - Quiz


Wat is trombose?
A
een tekort aan bloedplaatjes
B
een tekort aan witte bloedcellen
C
een stolsel buiten het bloedvat
D
een stolsel binnen het bloedvat

Slide 27 - Quiz

Alcohol wordt vervoerd door het bloed.
Door welk bestanddeel van bloed
wordt alcohol vervoer?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma

Slide 28 - Quiz

Opdrachten (huiswerk)
Handboek:   Lezen blz. 84 t/m 88
                          Noteer de gekleurde woorden in je schrift.

Maak opdracht: 1 t/m 4 op blz 74 en 75

Slide 29 - Slide

Leerdoel

1.  Je leert wat de bestanddelen van bloed zijn

2. Je leert wat de functies  en kenmerken zijn

3. Je leert wat bloedarmoede, etter en trombose is





Slide 30 - Slide

Rode bloedcellen

Slide 31 - Open question

Witte bloedcellen

Slide 32 - Open question

Trombose

Slide 33 - Open question

Bloedsomloop

Slide 34 - Open question

Bloedarmoede

Slide 35 - Open question

Bloedplasma

Slide 36 - Open question

Hemoglobine

Slide 37 - Open question

Bloedplaatjes

Slide 38 - Open question

Etter

Slide 39 - Open question

Leerdoel

1.  Je weet en kunt uitleggen wat de bestanddelen van bloed zijn

2. Je  weet en kunt uitleggen wat de functies  van de bestanddelen zijn

3. Je  weet en kunt uitleggen wat bloedarmoede is

4. Je  weet en kunt uitleggen wat trombose is 



Slide 40 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 41 - Mind map

Wat vind je nog lastig?
Hoe ga je dat aanpakken?

Slide 42 - Mind map

Slide 43 - Slide