This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
oefentoets hfd 9 en 10
Slide 1 - Slide
Noem zoveel mogelijk kenmerkende aspecten van Tijdvak 9 en 10 (hint: het zijn er 13)
Slide 2 - Open question
De dekolonisatie die plaatsvindt na WO2 heeft een verband met een aantal kenmerkende aspecten in eerdere tijdvakken. Kies een kenmerkend aspect uit tijdvak 7, 8 en 9 en leg uit hoe deze drie kenmerkende aspecten hebben bijgedragen aan de dekolonisatie. Doe dit voor ieder gekozen KA apart.
Slide 3 - Open question
welk begrip hoort bij de afbeelding
Slide 4 - Open question
Wanneer eindigde de Koude Oorlog?
A
1949
B
1990
C
1980
D
1992
Slide 5 - Quiz
De onderstaande gebeurtenissen over de democratische revoluties in chronologische volgorde.
1
2
3
4
5
6
De Bataafse Republiek wordt gesticht.
Napoleon wordt keizer van Frankrijk.
De Declaration of Independence wordt ondertekend.
De bestorming van de Bastille
Robespierre is de leider van de radicalen in Frankrijk en handhaaft de macht met behulp van een gruwelijke terreur.
Wilhelmina van Pruisen wordt gearresteerd bij Goejanverwellesluis door patriotten.
Slide 6 - Drag question
welk land zou de man met ontbloot bovenlijf voorstellen? naar welke gebeurtenis verwijst dit?
Slide 7 - Open question
1923
1933
1918
1929
einde Eerste Wereldoorlog
Economische crisis
Hitler Rijkskanselier
staatsgreep München
Slide 8 - Drag question
Leg uit hoe de Eerste Wereldoorlog invloed had op het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog
Slide 9 - Open question
Welk begrip past het beste bij de film: 'Der Ewige Jude'?
A
Nationaalsocialisme
B
Communisme
C
Rassenleer
D
Antisemitisme
Slide 10 - Quiz
Welk begrip past het beste bij de afbeelding?
A
Antisemitisme
B
Rassenleer
C
Dictatuur
D
Gelijkschakeling
Slide 11 - Quiz
Toen Hitler aan de macht kwam, kreeg Duitsland te maken met de rassenleer van de nazi’s. Hierdoor groeide de Jodenhaat, of antisemitisme. Leg uit wat dit te maken had met de Kristalnacht. Wat gebeurde er in deze nacht?
Slide 12 - Open question
Welk begrip hoort bij de bron?
A
collaboratie
B
collectivisatie
C
dekolonisatie
D
mobilisatie
Slide 13 - Quiz
Hieronder zie je zes kenmerken. Welke van deze kenmerken horen bij de Sovjet-Unie (en dus NIET bij de Verenigde Staten)? 1. democratie 2. geloof is belangrijk 3. geloof is verboden 4. planeconomie 5. totalitaire dictatuur 6. vrijemarkteconomie
A
3, 4 en 5
B
1, 4 en 5
C
3, 4 en 6
D
2, 4 en 5
Slide 14 - Quiz
Welke gebeurtenis was een hoogtepunt van de Koude Oorlog?
A
Economische crisis
B
Cuba crisis
C
Korea oorlog
D
Dekolonisatie
Slide 15 - Quiz
Hieronder staan nog meer begrippen uitgewerkt
.
Begrippen
Let op! Er blijft één over
De supermachten hadden wapens waarbij ze elkaar konden vernietigen, vreemd genoeg kwam het nooit tot een echte oorlog.
De Amerikanen wilde niet dat het communisme werd verspreid en kwamen met deze politiek. Wilde communisme indammen. Een middel was het marshallplan.
In 1962 kwam het wel heel dichtbij een oorlog. Er ontstond een conflict tussen de Sovjetunie en Amerika over plaatsen van raketten.
President Eisenhower was dus van mening dat indien Indochina in communistische handen zou vallen, Birma, Thailand, Maleisië en Indonesië zouden volgen
Korea oorlog
domino theorie
Koude oorlog
Containment
Cuba Crisis
Slide 16 - Drag question
De volgende vraag gaat over crisis en bloei. Was er in de volgende periodes sprake van economische crisis of economische groei?
1. Jaren 1930 2. Jaren 1940-1945 3. Jaren 1960 4. Jaren 1970
A
1. crisis, 2. crisis, 3. bloei, 4. crisis
B
1. crisis, 2. crisis, 3. crisis, 4. bloei
C
1. crisis, 2. crisis, 3. bloei, 4. bloei
D
1. bloei, 2. crisis, 3. crisis, 4. bloei
Slide 17 - Quiz
Amerikaanse Revolutie
Franse Revolutie
Bataafse Revolutie
Verklaring van de rechten van de mens en burger
standensamenleving wordt afgeschaft
federatie met eigen grondwet
patriotten
guillotine
idealen uit de Verlichting
Slide 18 - Drag question
1
2
3
4
De Vrede van Versailles
Duitsland drukt geld bij
Frankrijkvalt het Rührgebied binnen
Hyperinflatie in Duitsland
Slide 19 - Drag question
Wat zie je op de afbeelding?
A
Gevolg van de Eerste Wereldoorlog
B
Aanleiding van de Eerste Wereldoorlog
C
Indirecte oorzaak van de Eerste Wereldoorlog
Slide 20 - Quiz
Dit is een voorbeeld van
A
Genocide
B
Holocaust
C
Propaganda
D
Antisemitisme
Slide 21 - Quiz
Hoe noem je politieke reclame?
A
propaganda
B
persoonverheerlijking
C
interbellum
D
totalitairisme
Slide 22 - Quiz
Wie leidde de opstand tegen de Nederlandse overheersing in Nederlands-Indië
A
Ghandi
B
Ho Chi Minh
C
Soekarno
D
Che Guevara
Slide 23 - Quiz
Op welk moment in de tijd zie je hier een kaart van Europa?
A
tijdens de Eerste Wereldoorlog
B
tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog
C
tijdens de Tweede Wereldoorlog
D
vlak na de Tweede Wereldoorlog.
Slide 24 - Quiz
Over welk Koude oorlog conflict / begrip gaat de spotprent