Farma H11, H12 H16 en H22

Midde

Middelen tegen alllergische aandoeningen
Diabetes mellitus
Schildklieraandoeningen
aandoeningen van het maag-darmkanaal
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FarmacotherapieMBOStudiejaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Midde

Middelen tegen alllergische aandoeningen
Diabetes mellitus
Schildklieraandoeningen
aandoeningen van het maag-darmkanaal

Slide 1 - Slide

Mevrouw de Wit is naar de huisarts geweest en heeft te horen gekregen dat hooikoorts heeft. Ze gaat naar de apotheek met een recept voor cetirizine tabletten. 

Slide 2 - Slide

Wat is NIET waar over hooikoorts?
A
je bent overgevoelig voor stuifmeel van bomen en/of grassen
B
als je voor het eerst in aanraking komt met stuifmeel van bomen heb je direct klachten
C
hooikoorts is een seizoensgebonden allergie

Slide 3 - Quiz

Wat is een goed advies bij hooikoorts?

Slide 4 - Open question

Tot welke geneesmiddelgroep hoort cetirizine?
A
antihistaminica
B
histamine afgifteremmende stoffen
C
corticosteroïden

Slide 5 - Quiz

Dhr Jansen heeft te horen gekregen dat hij diabetes mellitus type 2 heeft. Hij is geschrokken en heeft veel vragen.

Slide 6 - Slide

Diabetes type 1
Diabetes type 2
Komt op jonge leeftijd voor
Symptomen beginnen vrij plotseling
aangewezen op insuline spuiten/pompje
1 op 10 mensen heeft dit type diabets
komt vnl op oudere leeftijd voor
symptomen beginnen langzaam
9 op 10 mensen heeft dit type diabetes

Slide 7 - Drag question

wat is hyperglycemie?

Slide 8 - Open question

Wat is de belangrijkste bijwerking van insuline?

Slide 9 - Open question

Dorst, veel plassen, droge tong, slaperigheid zijn symptomen van
A
hypoglykemie
B
hyperglykemie

Slide 10 - Quiz

metformine behoort tot de
A
sulfonureumderivaten
B
insulines
C
biguaniden
D
incretine-mimetica

Slide 11 - Quiz

de werking van sulfonureumderivaten is
A
verhoogt de gevoeligheid van spiercellen voor insuline en remt de glucoseproductie in de lever
B
stimuleert de alvleesklier om meer insuline te maken
C
ze remmen de heropname van glucose in de nieren

Slide 12 - Quiz

Mevr de Haan heeft last van een schildklieraandoening. Bij haar is geconstateerd dat deze te snel werkt.

Slide 13 - Slide

Welk hormoon wordt gemaakt in de schildklier?
A
levodopa
B
levothyroxine
C
levocetirizine

Slide 14 - Quiz

Stelling 1: bij hypothyreoidie werkt de schildklier te snel
Stelling 2: bij hyperthyreoidie produceert de schildklier
te weinig schildklierhormoon

timer
1:00
A
stelling 1 is juist en stelling 2 is juist
B
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist
C
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is onjuist

Slide 15 - Quiz

Noem een geneesmiddel wat bij hyperthyreoidie wordt gebruikt?

Slide 16 - Open question

Noem 2 verschijnselen die kunnen optreden bij onbehandelde hypothyreoidie

Slide 17 - Slide

Mevr. de Vries heeft de laatste tijd veel last van haar maag. De huisarts weet het niet zo goed meer. Mevr. heeft al de nodige dingen geprobeerd zoals bv leefregels volgen. 

Slide 18 - Slide

Stelling: motiliteitsstoornissen worden meestal veroorzaakt door een versnelde
maaglediging door een te trage peristaltiek. Is deze stelling:

A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Mucosaprotectiva
Bescherming maagwand tegen inwerking maagzuur
Secretieremmende middelen
Remming van de vorming van maagzuur
antacida
Neutraliseren maagsap

Slide 20 - Drag question

Wat is de meest voorkomende oorzaak van diarree?
A
Door veel drinken
B
Stress en spanning
C
Virus infectie
D
Bacterie infectie

Slide 21 - Quiz

een voorbeeld van een osmotisch laxans is:
A
bisacodyl
B
lactulose
C
metamucil

Slide 22 - Quiz

Hoe vond je het om op deze manier de te leren stof te oefenen?

Slide 23 - Open question

leren voor na de vakantie
Farmacotherapieboek  H15, H17 H18 

Slide 24 - Slide