- open vragen
(Wat heb je gisteren gedaan?)- reflecterende vragen (Hoe vond je het gaan?)
- indirecte vragen (Ik zou willen weten of je mee gaat)
- gesloten vragen (Heb je een computer bij je?)
- suggestieve vragen (Dat vind jij toch ook niet leuk?)
- directe vragen (Ben je blij met je studiekeuze?)