4VMB blok 7.2 les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

• Lezen (10 minuten)
• Doelen
• Theorie
• Opdrachten/huiswerk
• Afsluiting

Welkom bij Nederlands!

Tekst

Inhoud: 

• 10 min. lezen (23 oktober opdr. inleveren)
• Woord van de week
• Huiswerk: H7.2 werkwoordspelling tegenwoordig deelwoord en voltooid deelwoord opdr. 5 (Basis) + 8 en 9 (Extra) 3 opdrachten dus
  
• Vragen?
• Quizje
• Theorie herhalen +  infinitief (hele ww tt)+ volt. dw of persoonsvorm?
• Nieuw huiswerk: H7.2 werkwoordspelling  infinitief (hele ww tt)+ volt. dw of persoonsvorm?. 11 + 12 + 13 + 14 (Extra) 4 opdrachten dus
• Klaar?:  Lezen Kinderjaren

• Afsluiting

round character / flat character

-                                                                                               -

-                                                                                                - 

-                                                                                                - 

Tegenwoordig deelwoord, voltooid deelwoord en persoonsvorm

Tegenwoordig deelwoord

Zij pakten fluitend hun fiets.

Het smekende hondje wilde graag mijn koekje.

Voltooid deelwoord of persoonsvorm?

Zij heeft dat verhaal gisteren verteld. (vd)

Dat wist ik niet, omdat ze nooit veel vertelt. (pv) --> vraagzin maken

Let op!

....'je/jij' erachter: ik-vorm

Verbrand je/jij (psv.) het vlees niet op de bbq?

Gebiedende wijze: ik-vorm

Verbrand je (bz. vnw. jouw) vlees niet op de bbq!

infinitief

Infinitief

Hele werkwoord t.t. --> De leerlingen communiceren met elkaar over de toets.

Als je de kip marineert, moet hij nog een tijdje in de koelkast staan.

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

Toen het eindelijk zonnig werd, was de vakantie al voorbij.

1. enkelvoudige zin
2. samengestelde zin

We (staren-v.t.) naar de luchtballon die in de verte over het meer (zweven -v.t.).

De politieagent (houden- v.t.) de jongeren aan die (appen-t.d.) aan het (fietsen inf.) (zijn - v.t.).

Al (huilen-t.d.) (vertellen - v.t.) het meisje wat er was (gebeuren - v.d.).

(Vergissen - t.t.) je niet in de som die jullie moeten (uitrekenen - inf.).

De (praten - t.d.) leerlingen (zijn- v.t.) de afspraak (vergeten - v.d.)