18 Schrijven H1 zakelijke e-mail (+ herhaling woorden)

Nederlands 1.4 Schrijven
  • Hoe schijf je een (nette) e-mail?
  • Hoe schrijf je formeel en informeel?
timer
10:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 1.4 Schrijven
  • Hoe schijf je een (nette) e-mail?
  • Hoe schrijf je formeel en informeel?
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Overleg met je buur
  • Heb je wel eens een e-mail geschreven aan iemand die je niet persoonlijk kent?
  • Bedenk een situatie waarin dit zou kunnen gebeuren.

Slide 2 - Slide

Overleg met je buur
  • Wat vul je bij een email in bij het ' onderwerp'?
  • Waar is dit voor?

Slide 3 - Slide

Onderwerp: zorg er met weinig woorden voor dat de lezer weet waar de mail over gaat.

Slide 4 - Slide

Lees de theorie op blz. 40 zakelijke e-mail
  • Zakelijke e-mail 
  • Persoonlijke e-mail

Slide 5 - Slide

Zakelijke e-mail
Een e-mail die je stuurt aan iemand die je niet persoonlijk kent of aan iemand aan wie je iets zakelijks wilt melden.

Bij een zakelijke e-mail volg je bepaalde schrijfregels.

Slide 6 - Slide

Informeel en formeel taalgebruik
Lees de theorie op blz. 42.


Slide 7 - Slide

Oefenen schrijven 1.4
  • Maak digitaal opdracht 2, 3, 4 (a,b,c), 5 en 6. Kijk de opdrachten gelijk na.
    (Na de repetitie gaan we verder met de schrijftaak (voor een cijfer))

Klaar? Ga oefenen met de woordtrainer of op een andere manier de woorden leren van 1.5 woorden.
timer
10:00

Slide 8 - Slide

Samenstellingen
  • Een woord dat uit twee of meer aparte woorden bestaat.
  • Soms moeten er letters bij of af om een goede samenstelling te maken.
  • Het laatste woord van een samenstelling is het belangrijkst.

Slide 9 - Slide

Samenstellingen
Bedenk een samenstelling bij de omschrijving:
  1. Een wisser om de ramen te zemen.
  2. Een reisje met school.
  3. Een mast voor een vlag.



Slide 10 - Slide

Samenstellingen
Bedenk een samenstelling bij de omschrijving:
  1. Een wisser om de ramen te zemen. Ramenwisser
  2. Een reisje met school. Schoolreisje
  3. Een mast voor een vlag. Vlaggenmast

Let op: het belangrijkste woord staat op de laatste plek.
Soms moeten er letters bij of af.

Slide 11 - Slide

Samenstellingen
Wat is geen samenstelling?

Afgelopen
Boomhut
rugtas
appelflap
huiselijk

Slide 12 - Slide

Samenstellingen
Wat is geen samenstelling?

Afgelopen
Boomhut (boom+hut)
rugtas (rug+tas)
appelflap (appel+fap)
huiselijk



Slide 13 - Slide