T5B6 - Spieren en beweging

5.6 Spieren en beweging
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

5.6 Spieren en beweging

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
5.6.1 Je kunt de bouw en functie van glad spierweefsel en dwarsgestreept spierweefsel beschrijven.
5.6.2 Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven.
5.6.3 Je kunt de effecten van training, revalidatie en dopinggebruik uitleggen

Slide 2 - Slide

Glad spierweefsels
Kenmerken:
  1. Langwerpige spiercellen
  2. 1 celkern per cel
  3. Trage samentrekking, maar niet snel vermoeid
  4. Geïnnerveerd door autonome zenuwstelsel

Komt voor in:
  1. huid                      4. bloedvaten
  2. darmkanaal       5. iris
  3. ademspieren

Slide 3 - Slide

Dwarsgestreept
spierweefsel 
Kenmerken:
  1. Bestaat uit spiervezels
  2. Ontstaat door versmelting van veel spiercellen
  3. Snelle samentrekking maar snel vermoeid
  4. Geïnnerveerd door animale zenuwstelsel

Komt voor in:
  1.  Skelet (zitten vast aan botten)

Slide 4 - Slide

Dwarsgestreept spierweefsel

Slide 5 - Slide

Skeletspieren
binas 89C
Skeletspieren zitten vast aan het skelet met een pees.

Van groot naar klein:
Spier -> spierbundel -> spiervezel -> spierfibril -> spiercel 

Motorische eenheid:
alle spiervezels die via motorische eindplaatsjes in verbinding staan met één bewegingszenuwcel

Slide 6 - Slide

Spierfibrillen
BiNas 90C
Tussen de fibrillen liggen veel mitochondriën en glycogeenkorrels.

Een spierfibril bestaat uit 2 soorten eiwitdraden, die filamenten heten.
  • Myosine (donkere band)
  • Actine (lichte band)

Door impulsen schuiven actine en myosine in elkaar, daardoor wordt de spiervezel korter.


Slide 7 - Slide

Waarom liggen er veel mitochondriën en glycogeenkorrels tussen de fibrillen?

Slide 8 - Open question

Samentrekken van spieren
Hoe trekt een spier samen:
  1. Een bewegingszenuwcel geeft impuls door via een motorische eindplaatje
  2. Als reactie schuiven de myosine- en actinefilamenten in elkaar (hierdoor wordt de spier korter)

Energie (ATP) nodig voor de samentrekking: verbranding van glucose

Slide 9 - Slide

Wat zal het effect zijn wanneer er weinig spiervezels in verbinding staan met één bewegingszenuwcel.
A
de beweging is preciezer
B
de beweging is grover

Slide 10 - Quiz

Aansturing 
Des te minder spiervezels aan één motorische eenheid, des te preciezer de beweging die je kunt maken

  • een aantal motorische eenheden zijn altijd gespannen, hierdoor blijf je in evenwicht/gaat je gezicht niet hangen


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Spieren werken samen

Slide 14 - Slide

antagonisten
= Spieren die een tegengestelde beweging veroorzaken.

een spier heeft een andere spier nodig om te kunnen ontspannen


Slide 15 - Slide

Doping 
= verboden middelen/methoden die kunnen worden gebruikt om prestaties te verhogen

Slide 16 - Slide

Doping
Anabole steroïden: lijkt op de werking testosteron
  • toename spiermassa 
  • aanmaak rode bloedcellen

EPO (erytropoëtine) 
  • aanmaak rode bloedcellen

Slide 17 - Slide

Aan de slag! 
  • Lees / scan 5.6 Spieren en beweging 
  • Basisstof 5:      52, 53, 57, 58, 59, 60
  • Basisstof 6:   65, 67, 68, 70, 

Slide 18 - Slide

Welke type spierweefsel vinden we in de skeletspieren?
A
glad spierweefsel
B
dwarsgestreept spierweefsel

Slide 19 - Quiz

Hoe noem je de eiwitdraden waaruit een spierfibril bestaat?
A
actines
B
filamenten
C
myosines
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 20 - Quiz

Wat zijn antagonisten
A
Spieren met een zelfde werking
B
Spieren met een tegenovergestelde werking

Slide 21 - Quiz

Heb je je leerdoel behaald?
- Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll