2 feb rekenen, taal

Goedemorgen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 7

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen

Slide 1 - Slide

Wat is temperatuurverschil tussen -5°C en 3°C?
A
8°C
B
2°C
C
0°C
D
10°C

Slide 2 - Quiz

temperatuurverschil = 8°C

want...


Slide 3 - Slide

Wat is temperatuurverschil tussen -4°C en 2°C?
A
4°C
B
2°C
C
0°C
D
6°C

Slide 4 - Quiz

temperatuurverschil = 6°C

want...


Slide 5 - Slide

Wat is het temperatuurverschil tussen -9 graden en 4 graden
A
13
B
5
C
9
D
4

Slide 6 - Quiz

Hoeveel graden is het temperatuurverschil tussen Rome en Warschau?
A
3
B
13
C
-3
D
-13

Slide 7 - Quiz

In Nederland is het 8,5 graden en in Noorwegen is het -6,5 graden. Wat is het temperatuurverschil?

Slide 8 - Open question

Buiten is het 25,3 graden
Binnen is het 6,8 graden. Wat is het verschil?

Slide 9 - Open question

Binnen is het 18,6 graden
Buiten is het 9,8 graden
Verschil?
A
9,8 graden
B
28,4 graden
C
8,8 graden
D
9,2 graden

Slide 10 - Quiz

Zinsdelen
Gezegde: alle werkwoorden van de zin
Onderwerp: wie / wat + pv + rest van de zin 

Het lijdend voorwerp
-De persoon of het ding waar iets mee wordt gedaan
-Het lijdend voorwerp doet zelf niets.
-Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp
-Wie/wat + gezegde + onderwerp 

Slide 11 - Slide

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 12 - Open question

Mijn moeder drinkt dagelijks koffie.
Noem het lijdend voorwerp.

Slide 13 - Open question

Ik
had
dat tijdschrift 
gelezen.
Onderwerp
Persoonsvorm 
Lijdend Voorwerp
 Gezegde

Slide 14 - Drag question

heeft
Melissa
een mooie presentatie
gemaakt.
Het gezegde
het lijdend voorwerp
Het gezegde

Slide 15 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Geen lijdend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 16 - Quiz

Lijdend voorwerp?
De hoge waterstand heeft grote problemen veroorzaakt.

Slide 17 - Open question

Ze verbeteren me steeds
ze =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
gezegde

Slide 18 - Quiz

Ik vond de ze heel lekker om te eten
ze =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
gezegde

Slide 19 - Quiz