Werkwoordspelling les 2: persoonsvorm tt

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Werkwoordspelling

Nederlands 

Werkwoordspelling

Les 2: Persoonsvorm TT
 H2d - P1 2022 - 2023

Vorige les...

... heb je geleerd wat een enkelvoudige en samengestelde zin is.

Herhaling van vóór de vakantie:
Wat is een enkelvoudige zin?

Herhaling van vóór de vakantie:
Wat is een samengestelde zin?

Aan het einde van de les...

...weet je hoe je de persoonsvorm in de zin kunt vinden.

...kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op de juiste manier vervoegen in een samengestelde zin.

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Wat is de tijdproef?

Wat is de getalproef?

Hoe vind je de persoonsvorm(pv) in een zin? 

Tijdproef: tegenwoordige tijd <---> verleden tijd

Getalproef: enkelvoud  <----> meervoud

Welke proef? 

Ik loop naar school ----> Wij lopen naar school

Ik riep mijn moeder -->  Ik roep mijn moeder

Hij maakt een toets ---> Wij maken een toets

Zij fietsen op Texel ---> Zij fietsten op Texel

Woord dat verandert = de persoonsvorm

PVTT
Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....

1. uithoud
2. uithout
3. uithoudt

PVTT
Zij beoordeel.... de gebeurtenis
niet erg objectief.

1. beoordeeld
2. beoordeelt
3. beoordeeldt

PVTT
Wor... je nog opgenomen in
de selectie van het eerste elftal?

1. Word
2. Wort
3. Wordt

PVTT
Beantwoor.... hij de post altijd
zo laat?

1. Beantwoord
2. Beantwoordt
3. Beantwoort

PVTT
Het gebeur... de laatste tijd
steeds meer.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt

PVTT
Bran.... je handen niet aan die
hete pan!

1. brand
2. brant
3. brandt

PVTT
Vin... je leraar het goed dat je
met je iPhone speelt tijdens de les?

1. Vind
2. Vint
3. Vindt

PVTT
Hij geloof... niet dat dat mogelijk
is met dat toestel.

1. geloofd
2. gelooft
3. geloofdt

PVTT
Als je hem ondervraag..., moet je
hem recht aankijken.

1. ondervraagd
2. ondervraagt
3. ondervraagdt

PVTT
Weet je wel wat het beteken.... als
je werkwoordspelling echt beheerst!

1. betekend
2. betekent
3. betekende
4. betekente

Aan de slag!

Maak slide 23 t/m 38

Leg het verschil uit tussen de stam en de ik-vorm.

Leg uit wanneer je de stam van een werkwoord nodig hebt.

Schrijf drie werkwoorden op waarvan de stam en de ik-vorm hetzelfde zijn.

Schrijf drie werkwoorden op waarvan de stam en de ik-vorm verschillen.

Schrijf de goede persoonsvorm.

Gebruik alleen de tegenwoordige tijd.

Het...(verbazen)me niets dat hij weer te laat is.

Ik ... (geloven) al heel lang niet meer in Sinterklaas.

... (Leiden) jij deze mensen naar de uitgang?

Sjoerd ... (tobben) 's nachts meestal over zijn problemen.

Rosa .. . (blozen) al bij de gedachte aan een liefdesbrief.

Deze folder ... (misleiden) veel nietsvermoedende consumenten.

Jij ... (behandelen) mij regelmatig als een kleuter.

Door de hevige storm ... (stranden) de reizigers op de luchthaven.

... (Worden) je zelf nooit moe van je eigen flauwe grapjes?

Dankzij het startschot ... (starten) de hardlopers allemaal precies tegelijk.