Werkwoordspelling les 2: persoonsvorm tt

Werkwoordspelling
Nederlands
werkwoordspelling

Les 2: pv tt

VWO 2
 P1 2023-2024
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling
Nederlands
werkwoordspelling

Les 2: pv tt

VWO 2
 P1 2023-2024

Slide 1 - Slide

Vorige les...


... heb je geleerd wat een samengestelde zin is.

Slide 2 - Slide

Aan het einde van de les...
...weet je hoe je de persoonsvorm in de zin kunt vinden.

...kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op de juiste manier vervoegen in een samengestelde zin.

Slide 3 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.

Slide 4 - Open question

Hoe vind je de persoonsvorm(pv) in een zin? 
Tijdproef: tegenwoordige tijd <---> verleden tijd
Getalproef: enkelvoud  <----> meervoud

Ik loop naar school ----> Wij lopen naar school
Ik riep mijn moeder -->  Ik roep mijn moeder
Hij maakt een toets ---> Wij maken een toets
Zij fietsen op Texel ---> Zij  fietsten op Texel

Woord dat verandert = de persoonsvorm

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Schema werkwoordspelling

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Misschien herken je dit?

Slide 11 - Slide

PVTT
Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....
A
uithoud
B
uithout
C
uithoudt

Slide 12 - Quiz

PVTT
Zij beoordeel.... de gebeurtenis
niet erg objectief.
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt

Slide 13 - Quiz

PVTT
Wor... je nog opgenomen in
de selectie van het eerste elftal?
A
Word
B
Wort
C
Wordt

Slide 14 - Quiz

PVTT
Beantwoor.... hij de post altijd
zo laat?
A
Beantwoord
B
Beantwoordt
C
Beantwoort

Slide 15 - Quiz

PVTT
Het gebeur... de laatste tijd
steeds meer.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 16 - Quiz

PVTT
Bran.... je handen niet aan die
hete pan!
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 17 - Quiz

PVTT
Vin... je leraar het goed dat je
met je iPhone speelt tijdens de les?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt

Slide 18 - Quiz

PVTT
Hij geloof... niet dat dat mogelijk
is met dat toestel.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloofdt

Slide 19 - Quiz

PVTT
Als je hem ondervraag..., moet je
hem recht aankijken.
A
ondervraagd
B
ondervraagt
C
ondervraagdt

Slide 20 - Quiz

PVTT
Weet je wel wat het beteken.... als
je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 21 - Quiz

Aan de slag!
Maak slide 23 t/m 38

Slide 22 - Slide

Leg het verschil uit tussen de stam en de ik-vorm.

Slide 23 - Open question

Leg uit wanneer je de stam van een werkwoord nodig hebt.

Slide 24 - Open question


Schrijf drie werkwoorden op waarvan de stam en de ik-vorm hetzelfde zijn.

Slide 25 - Open question

Schrijf drie werkwoorden op waarvan de stam en de ik-vorm verschillen.

Slide 26 - Open question

Schrijf de goede persoonsvorm.
Gebruik alleen de tegenwoordige tijd.

Slide 27 - Slide


Het...(verbazen)me niets dat hij weer te laat is.

Slide 28 - Open question

Ik ... (geloven) al heel lang niet meer in Sinterklaas.

Slide 29 - Open question

... (Leiden) jij deze mensen naar de uitgang?

Slide 30 - Open question

Sjoerd ... (tobben) 's nachts meestal over zijn problemen.

Slide 31 - Open question

Rosa .. . (blozen) al bij de gedachte aan een liefdesbrief.

Slide 32 - Open question

Deze folder ... (misleiden) veel nietsvermoedende consumenten.

Slide 33 - Open question

Jij ... (behandelen) mij regelmatig als een kleuter.

Slide 34 - Open question

Door de hevige storm ... (stranden) de reizigers op de luchthaven.

Slide 35 - Open question

... (Worden) je zelf nooit moe van je eigen flauwe grapjes?

Slide 36 - Open question

Dankzij het startschot ... (starten) de hardlopers allemaal precies tegelijk.

Slide 37 - Open question