HNE Duits H2 Kapitel 4, les 2

1 / 38
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herzlich Willkommen 
im Deutschunterricht
Donnerstag 9. März - 2023
Woche 10 - meteorologische Frühling

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?
Aktuelles
Lesen Übung 7
Grammatik A
Hausaufgaben: Übung 10 + 11



Slide 3 - Slide

Wir schauen uns ein Film an
Let goed op: 
welke leeftijd wordt genoemd met rond de persoon waar het over gaat en waar is de persoon bekend om?

Slide 4 - Slide

16

Slide 5 - Video

00:23
Wie heißt dieses Mädchen?

Slide 6 - Open question

00:23
In welchem Alter begann sie, Aktivistin zu werden?
A
14
B
5
C
15
D
6

Slide 7 - Quiz

00:23
Deze dame doet veel voor "Umweltschutz". Wat denk je dat dat woord betekent?

Slide 8 - Open question

00:29-00:31
Malala Yousafzai

Slide 9 - Slide

00:44
Im welchem Alter begann sie Aktivistin zu werden? (buchstabiere)

Slide 10 - Open question

00:44
Wofür macht sie sich stark?
(in Pakistan)
A
ze vindt dat iedereen recht heeft op een inkomen
B
ze vindt dat alle meisjes naar school moeten kunnen
C
ze vindt dat vrouwen meer rechten zouden moeten hebben

Slide 11 - Quiz

00:50-00:52
Zulaikha Patel

Slide 12 - Slide

01:14
Wat heeft Zulaikha voor elkaar gekregen? (auf Niederländisch)

Slide 13 - Open question

01:19-01:21
Amanda Gorman

Slide 14 - Slide

01:37
Was ist ihr Talent?
(auf Niederländisch)

Slide 15 - Open question

01:37
Wofür kämpft sie (auf Niederländisch)?

Slide 16 - Open question

01:42-01:44
Jugoa

Slide 17 - Slide

01:58
Wofür kämpft sie?

Slide 18 - Open question

02:05-02:07
Izzy Bee

Slide 19 - Slide

02:20
Wie alt ist Izzy Bee?
(buchstabiere)

Slide 20 - Open question

01:14
Was - denkst du - bedeutet "Frisur" ?
A
kleding
B
kapsel
C
schoenen
D
tattoo's

Slide 21 - Quiz

Lesen zusammen: Übung 7, S. 11

Slide 22 - Slide

der / ein-Gruppe
der Gruppe: woorden als der, die das, dies- (diese, dieses, dieser), jed- (jede, jedes, jeder), welch- (welche, welches, welcher).
ein-Gruppe: woorden als ein, kein en bezittelijk vnw als sein, mein usw

Slide 23 - Slide

Spickzettel
  • nieuwe spiekbrief
  • eenvoudiger

Slide 24 - Slide

Voorzetsels
Vaak bepalen de voorzetsels welke naamval je moet gebruiken. 
Sommige naamvallen hebben voorzetsels die een vaste naamval hebben. 

4e naamval: DOFEGUB
durch, ohne, für, entlang, gegen, um, bis
(Nb staan op de spiekbrief)

Slide 25 - Slide

STAAT "DOFEGUB"
in je zin dan moet het zinsdeel/zelfstandig naamwoord erna ALTIJD met de vierde naamval.

Slide 26 - Slide

staan "DOFEGUB"
in je zin dan moet het zinsdeel/zelfstandig naamwoord erna ALTIJD met de vierde naamval.

Slide 27 - Slide

D
O
F
E
G
U
B
durch
für
ohne
gegen
um
bis
entlang
tot
door
langs
voor
om
tegen
zonder
unter
naast
oben

Slide 28 - Drag question

4e naamval is......
A
Onderwerp
B
Lijdende vorm
C
Meewerkende vorm

Slide 29 - Quiz

für ... Schwester
A
meine
B
meinen

Slide 30 - Quiz

ohne ... Mann
A
der
B
den

Slide 31 - Quiz

durch ... Eltern
A
meine
B
meinen

Slide 32 - Quiz

um ... Frau
A
diese
B
dieser

Slide 33 - Quiz

gegen ... Freund
A
einen
B
einem

Slide 34 - Quiz

für ... Kind
A
ein
B
einem

Slide 35 - Quiz

um ... Preis (m)
A
kein
B
keinen

Slide 36 - Quiz

Hausaufgaben machen
Kapitel 3: Lektion 1
Übung 1, 2 + 3, 7, 8, 9 und 11 + 12
(S. 9 bis 15)

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide