This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Wilkommen!
Kom rustig binnen;
Pak je spullen er alvast bij;
Wacht totdat de docent begint met de les.
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Der Unterrichtplan
Rückblick 'bezittelijk voornaamwoord"
Lektion 4 Aufg. 9 und 10 kontrollieren
Lektion 5 Aufg. 1 bis einschl. 3 kontrollieren
Erklärung ( = uitleg) het bezittelijk voornaamwoord
- Lektion 5 Aufg. 4 ( Hörfertigkeit)
- Aufg. 5 machen.
Slide 3 - Slide
Die Lernziele:
-Je kunt het bezittelijk voornaamwoord juist toepassen
Slide 4 - Slide
Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud
Slide 5 - Quiz
Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?
Slide 6 - Open question
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma
Slide 7 - Quiz
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes
Slide 8 - Quiz
Nu in het Duits!
Slide 9 - Slide
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie
Slide 10 - Quiz
Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?
Slide 11 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: haar
A
unser(e)
B
euer(e)
C
ihr(e)
D
sie
Slide 12 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: jouw
A
dein(e)
B
sein(e)
C
ihr(e)
Slide 13 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: uw
A
Ihr(e)
B
ihr(e)
C
dein(e)
D
euer(e)
Slide 14 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: jullie
A
Ihr(e)
B
ihr(e)
C
dein(e)
D
euer/ eure
Slide 15 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord: vertaal: zijn
A
dein(e)
B
ihr(e)
C
sein(e)
D
unser(e)
Slide 16 - Quiz
Sein.. Vater (m) ist krank
A
sein
B
seine
Slide 17 - Quiz
Ihr.. Oma (v) hat Blumen gekauft
A
Ihr
B
Ihre
Slide 18 - Quiz
Euer- Schule ist wegen Corona geschlossen.
A
Eure
B
Euere
Slide 19 - Quiz
Einde
Slide 20 - Slide
Hausaufgaben:
Lektion 4 Aufg. 9 und 10 kontrollieren
Lektion 5 Aufg. 1 bis einschl. 3 kontrollieren
Slide 21 - Slide
Hörfertigkeitsübung 4 ( gemeinsam)
Aufg. 5 selbstständig machen.
Slide 22 - Slide
Hausaufgaben: Aufg. 5 machen.
Lernen Wörter Lernbox Lektion 4 und 5
Slide 23 - Slide
De bezittelijke voornaamwoorden
Slide 24 - Slide
Het bezittelijke voornaamwoord:
- geeft een bezit aan
- staat vóór een zelfstandig naamwoord
Slide 25 - Slide
Voorbeelden bezittelijk voornaamwoord:
- Ik eet mijn banaan. / Ich esse meine Banane.
- Dat is jouw huis. / Das ist dein Haus.
- Waar is zijn fiets? / Wo ist sein Fahrrad?
Slide 26 - Slide
ich
ik
du
jij
er
hij
sie
zij (ev)
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij (mv)
Sie
U
mein(e)
mijn
dein(e)
jouw
sein(e)
zijn
ihr(e)
haar
unser(e)
ons/onze
euer/eure
jullie
ihr(e)
hun
Ihr(e)
Uw
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 27 - Slide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
dasKind
die Autos
einMann
eine Frau
einKind
keine Autos
mein Mann
meine Frau
mein Kind
meine Autos
Het geslacht van de zelfstandige naamwoorden
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen bij vrouwelijke woordenen in het meervoud een -e. Dat geldt ook voor de bezittelijke voornaamwoorden.
Slide 28 - Slide
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der Mann
die Frau
das Kind
die Autos
mein Mann
deine Frau
dein Kind
deine Autos
Voorbeelden:
- Mein___________ Bruder (m) hat Zahnschmerzen.
- Unser__________ Eltern (mv) sind sehr lieb.
- Euer____________ Lehrerin (v) hat Hunger.
- Ihr______________ Baby (o) schläft.
Slide 29 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 30 - Slide
Du hast jetzt die Theorie wiederholt ( = je hebt nu de theorie herhaald) also...
Kurz üben
(=even oefenen)
Slide 31 - Slide
Wat is een bezittelijk voornaamwoord? (in het Nederlands)
Slide 32 - Open question
Welke DUITSE bezittelijke voornaamwoorden ken je?
Slide 33 - Mind map
Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud
Slide 34 - Quiz
Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -e?
Slide 35 - Open question
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma
Slide 36 - Quiz
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes
Slide 37 - Quiz
Nu in het Duits!
Slide 38 - Slide
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Wie alt ist dein Opa?
A
Opa
B
dein
C
alt
D
Wie
Slide 39 - Quiz
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Mein Handy ist neu!
A
Handy
B
ist
C
Mein
D
neu
Slide 40 - Quiz
Ken je de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?