V3 - Einstieg Jahr + Brückenschlag 1

Vwo 3 - Woche 35 - Stunde 1
1 / 10
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vwo 3 - Woche 35 - Stunde 1

Slide 1 - Slide

Planung

  •  Vorstellen + Ferien besprechen 

  • Afspraken & weektaak

  •  Wiederholung 2. Klasse
        Wortschatz: Jezelf, familie, dieren, 
        wonen
        Grammatik: Bezittelijke   
        voornaamwoorden, geslacht van 
        zelfstandige naamwoorden




Doelen

  • Ik weet wat ik tijdens de lessen Duits nodig heb en wat er van mij verwacht wordt.

  • Ik kan de belangrijkste woordenschat en grammatica uit leerjaar 2 toepassen. 



Slide 2 - Slide

Erzähle auf Deutsch
  • Wie du heißt,
  • Wo du wohnst,
  • etwas über die Ferien

Slide 3 - Slide

Je hebt nodig tijdens de les
  1. Boek Neue Kontakte vwo 3 A  (Boek B = later in jaar) + Online methode (som > leermiddelen) 
  1. Schrift voor notities en opdrachten.
  2. iPad
  3. Overig: pennen, markeerstift etc.

Iets nog niet bij je? Graag volgende les meenemen. 

Slide 4 - Slide

Afspraken voor een fijne sfeer en prettige les

Slide 5 - Slide

weektaken
  • Studiewijzer staat in som. 

  • Per week staat beschreven wat je af en geleerd moet hebben voor de eerste les en waaraan we gedurende de week werken. Leerwerk = ook 'huiswerk'!

  • Tijdens de les niet af = huiswerk

 

Slide 6 - Slide

Weißt du noch: Wortschatz: sich vorstellen
Wat: Noteer in je schrift zo veel mogelijk Duitse woorden die je nog weet bij de onderstaande thema's. Vergeet ook de lidwoorden niet!
Zeit: 5 Minuten
timer
3:00
wonen
Familie

Slide 7 - Slide

lidwoorden: der, die, das
Welk geslacht hoort bij de lidwoorden?

der  = ....

die = ... & ...
 
das = ...

* Het lidwoord moet je meestal leren bij een zelfstandig naamwoord. 
bezittelijk voornaamwoorden
Welke vertaling hoort bij de bezittelijk voornaamwoorden?
- mijn =         (Mutter)
- jouw =        (Vater)
- zijn =          (Tochter)
- haar =        (Sohn)
- ons =         (Bruder)
- hun =         (Großeltern)
- jullie =      (Katze)
- uw =          (Hund)

Wanneer komt er een 'e' achter?

Slide 8 - Slide

Wiederholung Klasse 2
sich vorstellen
  • Maken: Online Brückenschlag 1 Aufgabe 1, 2, 3
  • Tijd: dit lesuur
  • Hulpmiddel: Buch Grammatikübersicht (achterin) & Wörterbuch
  • Klaar = Lernen Brückenschlag 1 D-N und N-D


Slide 9 - Slide

Nächste Stunde
Wiederholung Klasse 2:
  • Wortschatz: School, vrije tijd
  • Grammatik: Zwakke en sterke werkwoorden

Slide 10 - Slide