Oefenen met het werkwoord devoir.

Wat betekent het werkwoord devoir?
1 / 18
next
Slide 1: Mind map
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat betekent het werkwoord devoir?

Slide 1 - Mind map

devoir (on, imp)
A
on deviez
B
on devoirait
C
on a dû
D
on devait

Slide 2 - Quiz

devoir (vous, p.c)
A
vous avons dû
B
vous avez devu
C
vous avez dû
D
vous deviez

Slide 3 - Quiz

devoir (tu, p)
A
tu devais
B
tu devait
C
tu dois
D
tu as dû

Slide 4 - Quiz

devoir (ils, imp)
A
ils devoiraient
B
ils devait
C
ils ont dû
D
ils devaient

Slide 5 - Quiz

devoir (nous, p.c)
A
nous avons dû
B
nous sommes dûs
C
vous avez dû
D
nous devions

Slide 6 - Quiz

devoir (ils, p)
A
ils doit
B
ils devent
C
il doient
D
ils doivent

Slide 7 - Quiz

devoir (nous, futur)
A
nous devrons
B
nous devons
C
nous devoirons
D
nous devrions

Slide 8 - Quiz

devoir (elles, futur)
A
elles doivront
B
elles droivent
C
elles devrent
D
elles devront

Slide 9 - Quiz

Vertaal: ik moest

Slide 10 - Open question

Vertaal: jij hebt gemoeten

Slide 11 - Open question

Vertaal: wij moeten

Slide 12 - Open question

Vertaal: wij moesten

Slide 13 - Open question

Vertaal: hij zal moeten

Slide 14 - Open question

Maak deze zin op een ander manier:
Je dois manger plus de fruits.

Slide 15 - Open question

Vertaal: met il faut
Jullie moeten Frans leren.

Slide 16 - Open question

Vertaal: met ww devoir
Jullie moeten Frans leren.

Slide 17 - Open question

Maintenant
- oefenen met devoir via verbuga.eu
- woordjes oefenen 
- ander huiswerk Frans
- lezen oefenen via lingua.com of Lire/Lire extra uit methode


na de vakantie: uitleg/oefenen met het bijwoord

Slide 18 - Slide