Tussenletter van samenstellingen

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Bespreken huiswerk
Start paragraaf 5
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Bespreken huiswerk
Start paragraaf 5

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je wat een samenstelling is.

  • kun je herkennen en uitleggen of je een samenstelling met of zonder een tussen-n of tussen-s schrijft. 

  • kun je van gegeven samenstellingen bepalen wat de juiste spelwijze is. 

  • kun je bij het schrijven van teksten samenstellingen op de juiste manier spellen.

Slide 2 - Slide

Bespreken huiswerk
Opdracht 4 en 6 op bladzijde 255.

Slide 3 - Slide

Samenstelling
  • Twee woorden vormen samen een nieuw woord.

  • Alle delen (twee of meer) kunnen zelfstandig voorkomen.

  • Vaak twee zelfstandig naamwoorden.

  • Soms ook een combinatie van zelfstandignaamwoord met een bijvoeglijknaamwoord, telwoord, werkwoord of afkorting.

  • Bij samenstelling moet je soms een tussen-n of tussen-s schrijven.

Slide 4 - Slide

Regels
Je schrijft een tussen-n als:

  • Het eerste deel van het woord een zelfstandig naamwoord is. 
    HOND

  • En het zelfstandig naamwoord alleen een meervoudsvorm op -en heeft.
HONDEN

Slide 5 - Slide

Uitzonderingen
  • Als het eerste deel meervoud op -en EN -es heeft
    groentesoep (want: groenten en groentes)

  • Als het eerste deel iets unieks is.
    zonnebril - maneschijn

  • Als het eerste deel geen meervoud heeft. 
    rijstepap, veestapel, rommelkamer 

  • Als het eerste deel een versterkend woord is.
    reuzegoed, beresterk, apetrots

  • Als het eerste deel een vaste uitdrukking is.
    bullebak, schattebout

Slide 6 - Slide

Volgens het stappenplan
Voorbeeld: hond + hok

Stap 1:
Heb je maken met 1 van de 4
uitzonderingen?
Stap 2:
Ja? Volg de regel van de uitzondering.
Nee? Ga verder naar stap 3
Stap 3:
Volg het schema verder

Slide 7 - Slide

Tussen-s
  • Als je in een samenstelling een S hoort, dan schrijf je hem ook:
    - onweerSbui, dorpSgek, gesprekSonderwerp

  • Soms heeft het tweede deel van het woord ook een s-klank, en hoor je niet meteen of er een -s tussen moet. Vervang het tweede woord dan door een ander woord, zodat je kunt checken of je alsnog een -s hoort:
Stad + centrum:
StadScentrum

De -s hoor je niet meteen, maar wel wanneer je 'centrum' vervangt door (bijv.) 'woning':
StadSwoning, dus ook stadScentrum.

Slide 8 - Slide

Je schrijft een tussen-n wanneer...
A
het linkerdeel van het woord eindigt op -en
B
het linkerdeel van het woord een zelfstandig naamwoord is
C
het linkerdeel van het woord een zelfstandig naamwoord is en eindigt op -en
D
Geen van bovenstaande antwoorden is goed

Slide 9 - Quiz

Wat is de eerste stap die je moet zetten om te zien of het woord geschreven moet worden met een tussen-n
A
Je splitst het woord op.
B
Je kijkt of het een meervoud heeft op -en.
C
Je kijkt of er bijzonderheden zijn.
D
Je kijkt of het eerste woord een zn is.

Slide 10 - Quiz

Hoe schrijf je dit woord
A
Zonnebril
B
Zonnenbril

Slide 11 - Quiz

Met of zonder tussen-n?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 12 - Quiz

Met of zonder tussen-n?
A
hogeschool
B
hogenschool

Slide 13 - Quiz

Met of zonder tussen-n?
A
spinnenwiel
B
spinnewiel

Slide 14 - Quiz

Waarom schrijf je maneschijn zonder tussen-n?
A
Je hebt er maar 1 van.
B
Het eerste woord heeft 2 meervouden.
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s.
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen.

Slide 15 - Quiz

Waarom schrijf je horlogemaker zonder tussen-n?
A
Je hebt er maar 1 van.
B
Dit woord heeft twee meervouden.
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s.
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen.

Slide 16 - Quiz

Moet er op de plaats van de ... een tussen-n staan?
met tussen-n
zonder tussen-n
panne...koek
groente...soep
reuze...leuk
eike...boom
honde...riem
bere...sterk
banane...schil
leeuwe...klauw
zonne...bank
spinne...web

Slide 17 - Drag question

Aan de slag
Maak opdracht 1, 2 en 3 op bladzijde 256-257.

Slide 18 - Slide

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 19 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 20 - Open question


De rest van deze les ga ik... 
de uitleg nog 1 keer bekijken via LessonUp.
de huiswerkopdrachten maken.
de testen van Beter Spellen maken.
verplicht met meneer De Vries aan de werkwoordspelling werken.
zelfstandig de kenmerken van de geleerde woordsoorten uitwerken.
werken aan de boekendoos.
lezen.
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in).

Slide 21 - Poll


Nog iets anders, namelijk...

Slide 22 - Open question