Quizje module 8
De conjunctuurlijn geeft het verloop van .....
A
de potentiële productie
B
de trendmatige groei
C
de effectieve vraag
D
het lange termijngroeipad
1 / 11
Items in this lesson
De conjunctuurlijn geeft het verloop van .....
A
de potentiële productie
B
de trendmatige groei
C
de effectieve vraag
D
het lange termijngroeipad
Slide 1 - Quiz
Wat is een recessie?
A
Een laagconjunctuur langer dan twee kwartalen
B
Een negatieve groei langer dan twee kwartalen
C
Een negatieve groei van het langetermijngroeipad
D
Een langdurige depressie
Slide 2 - Quiz
Wat is niet (per definitie) waar bij een laagconjunctuur?
A
Is er een negatieve output gap
B
Ontstaat er conjuncturele werkloosheid
C
Stijgt de inflatie
D
Is er onderbesteding
Slide 3 - Quiz
Welk van de onderstaande conjunctuurindicatoren is procyclisch?
A
Aantal afgegeven bouwvergunningen
B
Werkloosheid
C
Overheidsbestedingen
D
Aantal faillisementen
Slide 4 - Quiz
Wat is waar over conjuncturele werkloosheid?
A
Dit heet ook wel krapte op de arbeidsmarkt
B
Ontstaat wanneer de arbeidsproductiviteit stijgt
C
Frictiewerkloosheid is een vorm van conjuncturele werkloosheid
D
Ontstaat bij een negatieve output gap
Slide 5 - Quiz
Wat is niet waar over structurele werkloosheid?
A
Frictiewerkloosheid is een vorm van structurele werkloosheid
B
Seizoenswerkloosheid is een vorm van structurele werkloosheid
C
Ontstaat bij onderbesteding
D
Kan stijgen bij een stijging van de arbeidsproductiviteit
Slide 6 - Quiz
Wat is niet waar over anticyclisch begrotingsbeleid in een laagconjunctuur?
A
De staatsschuld loopt dan op
B
De belastingen moeten dan omlaag
C
De overheidsuitgaven moeten omhoog
D
Anticyclisch begrotingsbeleid gaat automatisch
Slide 7 - Quiz
Wat is waar over anticyclisch begrotingsbeleid in een hoogconjunctuur?
A
De staatsschuld loopt dan op
B
De belastingen moeten dan omlaag
C
De overheidsuitgaven moeten omlaag
D
Is gericht op het creëren van een loonprijsspiraal
Slide 8 - Quiz
Welke van onderstaande gebeurtenissen verslechtert de internationale concurrentiepositie?
A
Loonmatiging
B
Stijging arbeidsproductiviteit
C
Inflatie
D
Een daling van de wisselkoers
Slide 9 - Quiz
Wat is waar over monetaire inflatie?
A
Ontstaat bij overbesteding
B
Ontstaat bij onderbesteding
C
Ontstaat door positieve output gap
D
Ontstaat door stijging maatschappelijke geldhoeveelheid
Slide 10 - Quiz
Hoe zal de centrale bank reageren als er te veel inflatie is / komt?
A
Rente verhogen
B
Rente verlagen
