What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3.7 KL + basis
Wat gaan we doen?
persoonsvorm
zelfstandig naamwoord
Deze manier van ontleden is het allermoeilijkste onderdeel.
1 / 15
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
This lesson contains
15 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat gaan we doen?
persoonsvorm
zelfstandig naamwoord
Deze manier van ontleden is het allermoeilijkste onderdeel.
Slide 1 - Slide
Persoonsvorm
De
persoonsvorm
is een werkwoord.
Het is altijd maar
1 woord
, behalve als het bestaat uit een splitsbaar werkwoord.
Een splitsbaar werkwoord
is een werkwoord dat je kunt splitsen.
Bijvoorbeeld: uitslapen - hij
slaapt
graag
uit
Je vindt de persoonsvorm door de zin vragend te maken - de pv komt vooraan
De pv verandert als je de zin in een andere tijd zet
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
De hond blaft de hele dag.
A
de hond
B
blaft
C
de hele dag
Slide 4 - Quiz
Welk deel van de volgende zin is het splitsbaar werkwoord? Dus welke woorden horen daarbij?
Het meisje staat altijd heel vroeg op.
Slide 5 - Open question
Een heel werkwoord noemen we 'infinitief'.
Je herkent het hele werkwoord door er 'wij' voor te zetten.
'Hij loopt' wordt dan 'wij lopen' - en dan weet je dat het hele werkwoord 'lopen' is.
Slide 6 - Slide
Wat is het hele werkwoord in de volgende zin:
De hond gaat lekker met zijn baasje wandelen.
A
de hond
B
gaat
C
met zijn baasje
D
wandelen
Slide 7 - Quiz
Alle werkwoorden in de zin noemen we het werkwoordelijk gezegde.
'Ik heb geen zin om daar heel lang te staan wachten!'
In deze zin is het wg: heb te staan wachten
pv = heb
infinitief = wachten
Slide 8 - Slide
Let op: bij het werkwoordelijk gezegde horen ook de woordjes als 'aan het' of 'te'
Bijvoorbeeld: Zij is altijd aan het kletsen.
wg: is
aan het
kletsen
Hij probeert zachtjes te praten.
wg: probeert
te
praten
Slide 9 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin:
In de vakantie was de zon meestal heerlijk aan het schijnen.
A
in de vakantie
B
was
C
was aan het schijnen
D
was de zon
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Video
Wat is het onderwerp
van de zin?
Slide 12 - Mind map
Het onderwerp is degene die iets doet. Je vindt het onderwerp door de vraag te stellen:
Wie of wat + werkwoordelijk gezegde
De jongen loopt elke ochtend vroeg met zijn hondje.
wie/wat + pv =
wie loopt =
de jongen
Hij doet iets, dus hij is het onderwerp.
Slide 13 - Slide
De leerlingen haalden een grap uit met de docent.
Wat is het onderwerp?
A
de leerlingen
B
haalden uit
C
een grap
D
met de docent
Slide 14 - Quiz
Aan de slag!
Maken: 3.7 Grammatica
Kader: opdracht 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 12 en 13
timer
1:00
Slide 15 - Slide
More lessons like this
3.7 start
March 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
3.7 verder GL
October 2023
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
3.7 grammatica
January 2020
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
3.7 grammatica
January 2024
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
3.7 grammatica
August 2022
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
3.7 grammatica
March 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
3.7 grammatica
July 2022
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 1
Hoofdstuk 3.7 Grammatica
February 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1