What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H2 Tekststructuren
Tekststructuren
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
40 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Tekststructuren
Slide 1 - Slide
Wat is een tekststructuur?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.
Slide 2 - Quiz
'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymie
D
vergelijking
Slide 3 - Quiz
Welke tekststructuren kennen we al?
Slide 4 - Open question
Welke structuur bevat oorzaken in het middenstuk?
A
argumentatiestructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
voor- en nadelenstructuur
Slide 5 - Quiz
Welke tekststructuur past niet bij een betoog?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verklaringsstructuur
D
aspectenstructuur
Slide 6 - Quiz
Beeldspraak
Slide 7 - Slide
Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 8 - Quiz
Hij is zo sterk als een beer.
Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia
Slide 9 - Quiz
Beeldspraak:
Die droge tuin snakt naar een sproeibeurt.
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
Slide 10 - Quiz
Sanne vist naar complimentjes.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie
Slide 11 - Quiz
'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie
Slide 12 - Quiz
De clown van de klas moest weer eens alle aandacht hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie
Slide 13 - Quiz
ê
é
è
accent aigu
accent grave
accent circonflexe
Slide 14 - Drag question
met trema
zonder trema
coordinatie
officieel
officiele
poezie
patient
mecanicien
museum
dieet
Slide 15 - Drag question
Spelling
Slide 16 - Slide
Het betrekkelijk voornaamwoord wat gebruik je onder andere om te verwijzen naar een hele zin.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quiz
Grammatica woordsoorten
Slide 18 - Slide
Noem de 4 betrekkelijk voornaamwoorden
Slide 19 - Open question
Wat is het betrekkelijk voornaamwoord:
Alles wat hij wil, is een beetje rust aan zijn hoofd.
A
alles
B
is
C
wat
D
aan
Slide 20 - Quiz
Wat is hier het betrekkelijk voornaamwoord?
Die jongen die altijd te laat kwam, is vandaag
ziek.
A
te
B
jongen
C
ziek
D
die
Slide 21 - Quiz
De belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden zijn...
A
die, dat, zus, zo
B
zijn, haar, ons
C
die, dat, wie , wat
D
hij, zij, wij
Slide 22 - Quiz
Ik ben klaar voor hoofdstuk 2
0
100
Slide 23 - Poll
More lessons like this
Hulptekens
February 2021
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
BEELDSPRAAK
May 2023
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
2223 V3 beeldspraak en stijlfiguren
August 2022
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
quiz toetsstof TW 3 v4
October 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
quiz toetsstof TW 3 v4
April 2022
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Examensets/nieuws/stijlfiguren
March 2024
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 5
Trema, apostrof, accent
February 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
quiz toetsstof TW 3 v4
February 2021
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4