quiz toetsstof TW 3 v4

Q
U
I
Z
We bespreken de vragen na, zodat de stof nog wat duidelijker kan worden. 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Q
U
I
Z
We bespreken de vragen na, zodat de stof nog wat duidelijker kan worden. 

Slide 1 - Slide

        BEELDSPRAAK           &         STIJLFIGUREN
vergelijking 
       (met/zonder als)
metafoor
personificatie
synesthesie
metonymia

antithese / tegenstelling
paradox
eufemisme
hyperbool / overdrijving
retorische vraag
woordspeling
tautologie
pleonasme

Slide 2 - Slide

Beeldpraak"

"De golven aaien de zwemmers."


timer
0:10
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
D
Beeldspraak

Slide 3 - Quiz

Beeldspraak:

"Van een mug een olifant maken."
timer
0:10
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking
D
Synesthesie

Slide 4 - Quiz

Beeldspraak:

"Hij is een sluwe vos."
timer
0:10
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
D
Beeldspraak

Slide 5 - Quiz

Beeldspraak:

"Die glimlach van je, alsof een parkiet
over je gezicht klimt ..."
timer
0:10
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Vergelijking

Slide 6 - Quiz

Beeldspraak:

"Wat een nachtegaal is die zangeres!"
timer
0:10
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
D
Synesthesie

Slide 7 - Quiz

Beeldspraak:
"Die droge tuin snakt naar
een sproeibeurt."
timer
0:10
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
D
vergelijking

Slide 8 - Quiz

Beeldspraak:

"Hij paait haar met zoete woorden."
timer
0:10
A
Metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie
D
Synesthesie

Slide 9 - Quiz

Beeldspraak:
"Grote chocoladeletters stonden er boven het schokkende krantenartikel."
timer
0:10
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Synesthesie

Slide 10 - Quiz

        BEELDSPRAAK           &         STIJLFIGUREN
vergelijking 
       (met/zonder als)
metafoor
personificatie
synesthesie
metonymia

antithese / tegenstelling
paradox
eufemisme
hyperbool / overdrijving
retorische vraag
woordspeling
tautologie
pleonasme

Slide 11 - Slide

Stijlfiguur:
"Zwarte kraaien"
timer
0:10
A
Contaminatie
B
Tautologie
C
Metafoor
D
Pleonasme

Slide 12 - Quiz

Stijlfiguur
"Het vroor vijf graden
onder nul."
timer
0:10
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 13 - Quiz

Welke van de
onderstaande stijlfiguren
is een pleonasme?
timer
0:10
A
'blij en verheugd'
B
'een ronde cirkel'
C
'bar en boos'
D
'ijzeren discipline'

Slide 14 - Quiz

Welke van de
onderstaande stijlfiguren
is een tautologie?
timer
0:10
A
'nat water'
B
'verdrietig en bedroefd'
C
'zuchtende wind'
D
'witte sneeuw'

Slide 15 - Quiz

Welke van de
onderstaande stijlfiguren
is een hyperbool?
timer
0:10
A
'nat water'
B
'brullende motor'
C
'vlug sjokken'
D
'eeuwen op iemand wachten'

Slide 16 - Quiz

Wat is een eufemisme?
timer
0:10
A
Een stijlfiguur om te overdrijven
B
Een stijlfiguur om iets te verbloemen (zachter maken)

Slide 17 - Quiz

Stijlfiguur:
"Zij werkt daar als interieurverzorgster."
timer
0:10
A
Hyperbool
B
Eufemisme
C
Understatement
D
Tautologie

Slide 18 - Quiz

Stijlfiguur:
"Weinig alcohol kan
te veel zijn."
timer
0:10
A
Paradox
B
Hyperbool
C
Pleonasme
D
Understatement

Slide 19 - Quiz

Stijlfiguur:
"Ik sterf zowat
van de honger."
timer
0:10
A
Hyperbool
B
Pleonasme
C
Paradox
D
Eufemisme

Slide 20 - Quiz

Stijlfiguur:
"Overgrootvader is na een
kort ziekbed heengegaan."
timer
0:10
A
Paradox
B
Hyperbool
C
Eufemisme
D
Antithese

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide