Hoofdstuk 2 EHBO

Hoofdstuk 2 
Jas, tas + telefoon in de kast
Boek + pen op tafel
Hoofdstuk 2
Functie van belangrijke organen en weefsels
 

1 / 26
next
Slide 1: Slide
EHBOMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 
Jas, tas + telefoon in de kast
Boek + pen op tafel
Hoofdstuk 2
Functie van belangrijke organen en weefsels
 

Slide 1 - Slide

Voorkomen van ongevallen en EHBO
Hoofdstuk 2 – Functie van belangrijke organen en weefsels

Doelstellingen

Aan het eind van dit hoofdstuk weet je:
  • wat bedoeld wordt met de vitale organen;
  • hoe het hart, de longen en de bloedomloop werken;
  • wat een AED is en hoe je deze gebruikt;
  • wat de effecten zijn van inspanning;
  • hoe gewrichten kunnen bewegen;
  • hoe je een goede conditie kunt opbouwen.

Slide 2 - Slide

Weefsels en organen

Weefsel: het samenhangend geheel van cellen die 
hetzelfde zijn en dezelfde functie hebben.

Orgaan: is uit één of meer weefselsoorten opgebouwd. 
Een orgaan vervult een bepaalde functie. Vb. de long 
is een orgaan waarmee we ademhalen.
                                                                                     
 

Slide 3 - Slide

Vitale organen

  • Hart
  • Longen
  • Hersenen

De hersenen, het hart en de longen zijn organen die van levensbelang zijn.
De drie vitale functies hangen nauw samen met elkaar. Als 1 van de 3 uitvalt, zullen de andere meestal volgen.
Een storing in een vitaal orgaan is dan ook levensbedreigend.


Slide 4 - Slide

Hersenen 

De hersenen bestaat uit drie delen                       
  • de grote hersenen;
  • de kleine hersenen;
  • de hersenstam.    

De hersenen zijn belangrijk voor
  • het besturen van je lichaam, zoals je beweging, gevoel en gedrag;
  • het regelen van je lichaamstemperatuur, hartslag, ademhaling en bloeddruk;
  • het geheugen, bewustzijn en emoties.


Slide 5 - Slide

Hart

Het hart is verdeeld in
  • een linkerhelft – bevat zuurstofrijk bloed;
  • een rechterhelft – bevat zuurstofarm bloed.  

Beide helften zijn ook weer verdeeld in twee delen
  • een bovenste deel = boezem;
  • een onderste deel = kamer.
Tussen de boezem en de kamer zitten hartkleppen


Slide 6 - Slide

opdracht 2.05 Bouw en werking van het hart 

Slide 7 - Slide

Longen





  • zorgen ervoor dat ons lichaam zuurstof krijgt;
  • zijn zacht en sponsachtig: dat maakt ze erg kwetsbaar;
  • keel, neus en mond bedekt met een slijmvlies > schadelijke stoffen en bacteriën blijven bij het inademen voor een groot deel kleven aan het slijmvlies.

Slide 8 - Slide

opdracht 2.06 Hoe werken de longen 

Slide 9 - Slide

De bloedsomloop

  • de kleine bloedsomloop; 
  • de grote bloedsomloop.

Slide 10 - Slide

opdracht 2.07 De bloedsomloop en bloedvaten 

Slide 11 - Slide

AED

Automatische Externe Defibrillator
  • een draagbaar apparaat dat het hartritme weer kan herstellen bij een hartstilstand;
  • op steeds meer openbare plekken zijn AED-apparaten aanwezig;
  • herkenbaar aan het groen-witte logo 

Slide 12 - Slide

Reanimatie
  • het kunstmatig overnemen van de ademhaling en de bloedsomloop wanneer er sprake is van een circulatiestilstand (stilstand van de bloedsomloop);
  • bestaat uit het geven van beademing en borstcompressie (hartmassage)


Slide 13 - Slide

Gewrichten

Een gewricht is een verbinding tussen twee botten waarbij beweging mogelijk is.
Gewrichten zorgen voor de bewegelijkheid van het skelet.

Soorten gewrichten:              
  • Scharniergewricht;
  • Rolgewricht;
  • Kogelgewricht

Slide 14 - Slide

Effecten van inspanning

  • Zittende levensstijl een oorzaak van veel doden;
  • Sporten en bewegen is goed voor de gezondheid;
  • Regelmatig sporten zorgt voor:
 - een betere conditie;
 - meer spierkracht;
 - een gezondere levensstijl;
 - een goede nachtrust.

Slide 15 - Slide

Effecten van inspanning

Inspanning zorgt voor:
  • Verlaging van de bloeddruk;
  • Toename van de hoeveelheid bloed (bloedvolume);
  • Wijziging in vetconcentraties;
  • Daling van het cholesterolgehalte.


Slide 16 - Slide

Bloeddruk

Bloeddruk is de kracht waarmee het hart het bloed de vaten in pompt.
  • Het hart pompt het bloed met kracht de slagaders in;
  • Er ontstaat een druk op de bloedvaten. Deze moet niet te hoog worden.

Een hoge bloeddruk vergroot de kans op hart- en vaatziekten.

Cholesterol is een vetachtige stof die in je lichaam voorkomt.
Cholesterol is belangrijk voor je lichaam, voor de opbouw van lichaamscellen, de productie van hormonen en de spijsvertering


Slide 17 - Slide

Oververhitting (hitteberoerte)

Oververhitting ontstaat door een verhoogde lichaamstemperatuur > 40,5˚C

Symptomen
  •  een hete droge huid;
  • afwezigheid van transpiratie;
  • een bleek gelaat;
  •  verward en onrustig gedrag;
  •  een snelle hartslag;
  •  bewusteloosheid.


Slide 18 - Slide

opdracht 2.11 Hitteberoerte tijdens hardlopen 

Slide 19 - Slide

Eerste hulp bij hitteberoerte

  • Je belt 112 als het slachtoffer suf, verward is of evenwichtsstoornissen heeft;
  • Je brengt het slachtoffer naar een koele ruimte/plaats;
  • Je verwijdert overtollige kleding;
  • Je koelt het slachtoffer door:
  1. doeken, gedrenkt in water, op het slachtoffer te leggen (vervang de doeken na elke 2 minuten);
  2. het slachtoffer te besproeien met koud water onder een douche;
  3. ijs of coldpacks in de nek, liezen, oksels en knieholtes van het slachtoffer te leggen;
  4. de huid van het slachtoffer nat te maken en een ventilator erop te richten.

Slide 20 - Slide

Conditie opbouwen

Conditie zegt iets over hoelang je iets kunt volhouden, maar het zegt ook iets over je kracht, je snelheid, je lenigheid en het coördineren van je spieren
 
Adviezen
  • Doe iets wat je leuk vindt;
  • Koop de juiste materialen;
  • Zorg voor de juiste trainingsprikkel;
  • Neem minimaal twee vaste momenten per week;
  • Neem voldoende rust;
  • Sport samen;
  • Zorg voor combinatie tussen spier- en conditiekracht.

Slide 21 - Slide

opdracht 2.13  De Bewegingsdriehoek 

Slide 22 - Slide

Maken:Deelopdracht 2.01 blz. 185
Normale ademhaling en normale hartslag

Slide 23 - Slide

Deelopdracht 2.01 blz. 186
Voer uit met een klasgenoot:
b. Tel de ademhalingen van   
     een klasgenoot

c. Tel de ademhaling na 
     inspanning

Slide 24 - Slide

Deelopdracht 2.01 blz. 188
E. Kijk de video Polscontrole
Voer uit met een klasgenoot:

F. Tel de hartslag van   
     een klasgenoot in rust
G. Tel de hartslag na van een  
    klasgenoot na inspanning

timer
15:00

Slide 25 - Slide

E. Video Polscontrole 

Slide 26 - Slide