samengestelde zin pv

Hoe schrijf je de pv in een samengestelde zin?
Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin?

Hoe herken je een hoofd- en bijzin?

Hoe schrijf je de persoonsvorm? 
Hoe schrijf je de persoonsvorm in een samengestelde zin?
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hoe schrijf je de pv in een samengestelde zin?
Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin?

Hoe herken je een hoofd- en bijzin?

Hoe schrijf je de persoonsvorm? 
Hoe schrijf je de persoonsvorm in een samengestelde zin?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is het voegwoord van deze samengestelde zin? 'Ze vulde het formulier in, nadat ze had ingelogd.'
A
vulde
B
nadat

Slide 4 - Quiz

Wat is het voegwoord in deze samengestelde zin? 'De zon scheen en het regende tegelijkertijd.'
A
en
B
scheen

Slide 5 - Quiz

Wat is het voegwoord van deze samengestelde zin? 'Ik meld me bij de conciërge, want ik ben te laat'
A
want
B
meld

Slide 6 - Quiz

Terwijl Oualid leert voor het proefwerk, leest Rodas een boek.
A
enkelvoudige zin: 1 pv
B
samengestelde zin, voegwoord 'leest'
C
samengestelde zin, 1 pv
D
samengestelde zin, voegwoord 'terwijl'

Slide 7 - Quiz

In een samengestelde zin staat altijd een voegwoord of een komma.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat is het voegwoord in deze zin?

Dit is theorie voor de tweede klas, maar elke brugklasser maakt al samengestelde zinnen.
A
voor
B
maar
C
maakt
D
al

Slide 9 - Quiz

Als je van deze twee enkelvoudige zinnen een samengestelde zin maakt, welk voegwoord ga je dan gebruiken?
Ik ga vanavond koken voor mijn moeder.
Zij is zo moe van het werken.
A
en
B
maar
C
omdat
D
want

Slide 10 - Quiz

In een samengestelde zin staat het voegwoord altijd in het midden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Jorick heeft deze vraag goed, maar Bram klikt per ongeluk op het verkeerde antwoord.
A
enkelvoudige zin: 1 pv
B
samengestelde zin, voegwoord 'maar'
C
samengestelde zin, 1 pv
D
enkelvoudige zin, voegwoord 'maar'

Slide 12 - Quiz

Welk voegwoord gebruik je om van de volgende zinnen een samengestelde zin te maken?
Ik vind geschiedenis niet leuk. Ik haal wel hoge cijfers.
A
want
B
daarom
C
maar
D
terwijl

Slide 13 - Quiz

Opbouw van een tekst
Een tekst bestaat altijd uit een inleiding, een kern, slot (3-deling)
Een tekst kan ook bestaan uit een inleiding en een kern (2-deling)

In een goed opgebouwde alinea staat een kernzin. In een kernzin staat de belangrijkste informatie uit de alinea. Dit is vaak de eerste of de laatste zin van de alinea.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de mergelgrotten bezoeken.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 21 - Quiz

Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?

Dat meisje uit mijn straat zei dat de politie gisteravond de buurman had meegenomen.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 22 - Quiz

Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?

Mijn buurjongen zet de hele dag door allemaal verschillende liedjes op.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 23 - Quiz

Hoe herken je een samengestelde zin?

Slide 24 - Mind map

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de mergelgrotten bezoeken.

Slide 25 - Open question

Wat zijn de onderwerpen in deze zin?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de mergelgrotten bezoeken.

Slide 26 - Open question

Wat is het voegwoord in deze zin?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de mergelgrotten bezoeken.

Slide 27 - Open question

Wat is de juiste combinatie?

Komend weekend ga ik met een vriendin naar Maastricht, want we gaan de mergelgrotten bezoeken.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 28 - Quiz

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin?

Dat meisje uit mijn straat zei dat de politie gisteravond de buurman had meegenomen.

Slide 29 - Open question

Wat zijn de onderwerpen in deze zin?

Dat meisje uit mijn straat zei dat de politie gisteravond de buurman had meegenomen.

Slide 30 - Open question

Wat is het voegwoord in deze zin?

Dat meisje uit mijn straat zei dat de politie gisteravond de buurman had meegenomen.

Slide 31 - Open question

Wat is de juiste combinatie?

Dat meisje uit mijn straat zei dat de politie gisteravond de buurman had meegenomen.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Video

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de enkelvoudige zin?

De meester ... (helpen) het jongetje elke dag met zijn sommetjes.
A
help
B
helpt
C
hielp

Slide 34 - Quiz

Hoe vind je de persoonsvorm in een samengestelde zin?
1) Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?
2) Wat zijn de persoonsvormen?
3) In welke tijd staat de samengestelde zin?
4) Pas de regel(s) toe. 

Slide 35 - Slide

Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?

Lisa ... (spelen) afgelopen weekend met de dames 1 mee, terwijl Simone de hele wedstrijd op de bank ... (moeten) zitten.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 36 - Quiz

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de enkelvoudige zin?

De meisjes ... (praten) gisteravond tot 01.00u aan de telefoon.
A
praten
B
praatte
C
praatten
D
spraken

Slide 37 - Quiz

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de enkelvoudige zin?

Kaatje ... (worden) vanavond door haar vader opgehaald.
A
word
B
wordt
C
werd
D
werdt

Slide 38 - Quiz

In welke tijd staat deze samengestelde zin?

Lisa ... (spelen) afgelopen weekend met de dames 1 mee, terwijl Simone de hele wedstrijd op de bank ... (moeten) zitten.
A
tt + tt
B
tt + vt
C
vt + tt
D
vt + vt

Slide 39 - Quiz

Hoe schrijf je de persoonsvormen?

Lisa ... (spelen) afgelopen weekend met de dames 1 mee, terwijl Simone de hele wedstrijd op de bank ... (moeten) zitten.

Slide 40 - Open question

Is het een enkelvoudige of samengestelde zin?

Dat huis ... (worden) vandaag opgeleverd, maar het gezin ... (verhuizen) vorige maand al naar een tijdelijke andere woning.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 41 - Quiz

In welke tijd staat deze samengestelde zin?

Dat huis ... (worden) vandaag opgeleverd, maar het gezin ... (verhuizen) vorige maand al naar een tijdelijke andere woning.
A
tt + tt
B
tt + vt
C
vt + tt
D
vt + vt

Slide 42 - Quiz

Hoe schrijf je de persoonsvormen?

Dat huis ... (worden) vandaag opgeleverd, maar het gezin ... (verhuizen) vorige maand al naar een tijdelijke andere woning.

Slide 43 - Open question

Hoe schrijf je de pv in een samengestelde zin?
Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin?

Hoe herken je een hoofd- en bijzin?

Hoe schrijf je de persoonsvorm? 
Hoe schrijf je de persoonsvorm in een samengestelde zin?

Slide 44 - Slide

Snap je hoe je de persoonsvorm moet schrijven in een samengestelde zin?
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Poll

Aan het werk ...
H2 spelling (blz 59)
opdr. 2 + 4 + 5

Klaar?
Lezen in jouw leesboek!

Slide 46 - Slide